onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik beëindig
jij/je beëindigt
hij/zij/het/u beëindigt
wij/we beëindigen
jullie beëindigen
zij/ze beëindigen
onvoltooid verleden tijdpast
ik beëindigde
jij/je beëindigde
hij/zij/het/u beëindigde
wij/we beëindigden
jullie beëindigden
zij/ze beëindigden
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb beëindigd
jij/je hebt beëindigd
hij/zij/het/u heeft beëindigd
wij/we hebben beëindigd
jullie hebben beëindigd
zij/ze hebben beëindigd
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had beëindigd
jij/je had beëindigd
hij/zij/het/u had beëindigd
wij/we hadden beëindigd
jullie hadden beëindigd
zij/ze hadden beëindigd
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal beëindigen
jij/je zult beëindigen
hij/zij/het/u zal beëindigen
wij/we zullen beëindigen
jullie zullen beëindigen
zij/ze zullen beëindigen
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben beëindigd
jij/je zult hebben beëindigd
hij/zij/het/u zal hebben beëindigd
wij/we zullen hebben beëindigd
jullie zullen hebben beëindigd
zij/ze zullen hebben beëindigd
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou beëindigen
jij/je zou beëindigen
hij/zij/het/u zou beëindigen
wij/we zouden beëindigen
jullie zouden beëindigen
zij/ze zouden beëindigen
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben beëindigd
jij/je zou hebben beëindigd
hij/zij/het/u zou hebben beëindigd
wij/we zouden hebben beëindigd
jullie zouden hebben beëindigd
zij/ze zouden hebben beëindigd
gebiedende wijsimperative
jij/je beëindig
hij/zij/het/u beëindigt u
wij/we laten we beëindigen
jullie beëindig
tegenwoordig deelwoord: beëindigend
voltooid deelwoord: beëindigd
Use the verb beëindigen when someone ends something (Hij heeft het gesprek beëindigd). When something ends by itself, use the verb eindigen (De film is geëindigd).
Onvoltooid tegenwoordige tijdPresent:
Hij beëindigt morgen het contract.
He terminates the contract tomorrow.
Onvoltooid verleden tijdPast:
Zij beëindigden vorig jaar het abonnement.
They ended the subscription last year.
Voltooid tegenwoordige tijdPresent perfect:
We hebben de vergadering beëindigd.
We have ended the meeting.
Gebiedende wijsImperative:
Beëindig alstublieft nu de discussie.
Please end the discussion now.