Dutch Conjugations - BEDENKEN Hidden OG Image
  polytripper

  


(zich) bedenken
   
- to think up/devise

strong (sterk) aux: hebben bedacht — bedacht



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
bedenk
bedacht
heb bedacht
jij/je
bedenkt
bedacht
hebt bedacht
hij/zij/het/u
bedenkt
bedacht
heeft bedacht
wij/we
bedenken
bedachten
hebben bedacht
jullie
bedenken
bedachten
hebben bedacht
zij/ze
bedenken
bedachten
hebben bedacht

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had bedacht
zal bedenken
zal hebben bedacht
jij/je
had bedacht
zult bedenken
zult hebben bedacht
hij/zij/het/u
had bedacht
zal bedenken
zal hebben bedacht
wij/we
hadden bedacht
zullen bedenken
zullen hebben bedacht
jullie
hadden bedacht
zullen bedenken
zullen hebben bedacht
zij/ze
hadden bedacht
zullen bedenken
zullen hebben bedacht

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou bedenken
zou hebben bedacht
--
jij/je
zou bedenken
zou hebben bedacht
bedenk
hij/zij/het/u
zou bedenken
zou hebben bedacht
bedenkt
wij/we
zouden bedenken
zouden hebben bedacht
laten we bedenken
jullie
zouden bedenken
zouden hebben bedacht
bedenk
zij/ze
zouden bedenken
zouden hebben bedacht
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik bedenk

jij/je bedenkt

hij/zij/het/u bedenkt

wij/we bedenken

jullie bedenken

zij/ze bedenken


onvoltooid verleden tijdpast

ik bedacht

jij/je bedacht

hij/zij/het/u bedacht

wij/we bedachten

jullie bedachten

zij/ze bedachten


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb bedacht

jij/je hebt bedacht

hij/zij/het/u heeft bedacht

wij/we hebben bedacht

jullie hebben bedacht

zij/ze hebben bedacht


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had bedacht

jij/je had bedacht

hij/zij/het/u had bedacht

wij/we hadden bedacht

jullie hadden bedacht

zij/ze hadden bedacht


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal bedenken

jij/je zult bedenken

hij/zij/het/u zal bedenken

wij/we zullen bedenken

jullie zullen bedenken

zij/ze zullen bedenken


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben bedacht

jij/je zult hebben bedacht

hij/zij/het/u zal hebben bedacht

wij/we zullen hebben bedacht

jullie zullen hebben bedacht

zij/ze zullen hebben bedacht


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou bedenken

jij/je zou bedenken

hij/zij/het/u zou bedenken

wij/we zouden bedenken

jullie zouden bedenken

zij/ze zouden bedenken


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben bedacht

jij/je zou hebben bedacht

hij/zij/het/u zou hebben bedacht

wij/we zouden hebben bedacht

jullie zouden hebben bedacht

zij/ze zouden hebben bedacht


gebiedende wijsimperative

jij/je bedenk

hij/zij/het/u bedenkt

wij/we laten we bedenken

jullie bedenk



tegenwoordig deelwoord: bedenkend

voltooid deelwoord: bedacht


Example Sentences


Onvoltooid tegenwoordige tijdPresent:

Hij bedenkt zich.

He changes his mind.


Zij bedenkt een plan.

She thinks up a plan.


Voltooid tegenwoordige tijdPresent perfect:

Hij heeft zich bedacht.

He has changed his mind.


Zij heeft een plan bedacht.

She has devised a plan.


Gebiedende wijsImperative:

Bedenk je.

Think again.


Bedenk een oplossing.

Think up a solution.