Dutch Conjugations - BEGAAN Hidden OG Image
  polytripper

  


begaan
   
- to commit (a crime)

strong (sterk) aux: hebben beging — begaan



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
bega
beging
heb begaan
jij/je
begaat
beging
hebt begaan
hij/zij/het/u
begaat
beging
heeft begaan
wij/we
begaan
begingen
hebben begaan
jullie
begaan
begingen
hebben begaan
zij/ze
begaan
begingen
hebben begaan

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had begaan
zal begaan
zal hebben begaan
jij/je
had begaan
zult begaan
zult hebben begaan
hij/zij/het/u
had begaan
zal begaan
zal hebben begaan
wij/we
hadden begaan
zullen begaan
zullen hebben begaan
jullie
hadden begaan
zullen begaan
zullen hebben begaan
zij/ze
hadden begaan
zullen begaan
zullen hebben begaan

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou begaan
zou hebben begaan
--
jij/je
zou begaan
zou hebben begaan
bega
hij/zij/het/u
zou begaan
zou hebben begaan
begaat
wij/we
zouden begaan
zouden hebben begaan
laten we begaan
jullie
zouden begaan
zouden hebben begaan
bega
zij/ze
zouden begaan
zouden hebben begaan
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik bega

jij/je begaat

hij/zij/het/u begaat

wij/we begaan

jullie begaan

zij/ze begaan


onvoltooid verleden tijdpast

ik beging

jij/je beging

hij/zij/het/u beging

wij/we begingen

jullie begingen

zij/ze begingen


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb begaan

jij/je hebt begaan

hij/zij/het/u heeft begaan

wij/we hebben begaan

jullie hebben begaan

zij/ze hebben begaan


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had begaan

jij/je had begaan

hij/zij/het/u had begaan

wij/we hadden begaan

jullie hadden begaan

zij/ze hadden begaan


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal begaan

jij/je zult begaan

hij/zij/het/u zal begaan

wij/we zullen begaan

jullie zullen begaan

zij/ze zullen begaan


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben begaan

jij/je zult hebben begaan

hij/zij/het/u zal hebben begaan

wij/we zullen hebben begaan

jullie zullen hebben begaan

zij/ze zullen hebben begaan


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou begaan

jij/je zou begaan

hij/zij/het/u zou begaan

wij/we zouden begaan

jullie zouden begaan

zij/ze zouden begaan


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben begaan

jij/je zou hebben begaan

hij/zij/het/u zou hebben begaan

wij/we zouden hebben begaan

jullie zouden hebben begaan

zij/ze zouden hebben begaan


gebiedende wijsimperative

jij/je bega

hij/zij/het/u begaat

wij/we laten we begaan

jullie bega



tegenwoordig deelwoord: begaand

voltooid deelwoord: begaan