onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik beperk
jij/je beperkt
hij/zij/het/u beperkt
wij/we beperken
jullie beperken
zij/ze beperken
onvoltooid verleden tijdpast
ik beperkte
jij/je beperkte
hij/zij/het/u beperkte
wij/we beperkten
jullie beperkten
zij/ze beperkten
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb beperkt
jij/je hebt beperkt
hij/zij/het/u heeft beperkt
wij/we hebben beperkt
jullie hebben beperkt
zij/ze hebben beperkt
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had beperkt
jij/je had beperkt
hij/zij/het/u had beperkt
wij/we hadden beperkt
jullie hadden beperkt
zij/ze hadden beperkt
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal beperken
jij/je zult beperken
hij/zij/het/u zal beperken
wij/we zullen beperken
jullie zullen beperken
zij/ze zullen beperken
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben beperkt
jij/je zult hebben beperkt
hij/zij/het/u zal hebben beperkt
wij/we zullen hebben beperkt
jullie zullen hebben beperkt
zij/ze zullen hebben beperkt
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou beperken
jij/je zou beperken
hij/zij/het/u zou beperken
wij/we zouden beperken
jullie zouden beperken
zij/ze zouden beperken
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben beperkt
jij/je zou hebben beperkt
hij/zij/het/u zou hebben beperkt
wij/we zouden hebben beperkt
jullie zouden hebben beperkt
zij/ze zouden hebben beperkt
gebiedende wijsimperative
jij/je beperk
hij/zij/het/u beperkt u
wij/we laten we beperken
jullie beperk
tegenwoordig deelwoord: beperkend
voltooid deelwoord: beperkt
Onvoltooid tegenwoordige tijdPresent:
We beperken ons tot twee voorbeelden.
We limit ourselves to two examples.
Het museum beperkt het aantal bezoekers.
The museum limits the number of visitors.
Voltooid tegenwoordige tijdPresent perfect:
Ik heb me tot één pagina beperkt.
I have limited myself to one page.
Zij heeft de kosten beperkt.
She has limited the costs.
Gebiedende wijsImperative:
Beperk je tot de hoofdzaken.
Limit yourself to the main points.
Beperk de schade.
Limit the damage.