Dutch Conjugations - BEROVEN Hidden OG Image
  polytripper

  


beroven
   
- to rob

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
beroof
beroofde
heb beroofd
jij/je
berooft
beroofde
hebt beroofd
hij/zij/het/u
beroofd
beroofde
heeft beroofd
wij/we
beroven
beroofden
hebben beroofd
jullie
beroven
beroofden
hebben beroofd
zij/ze
beroven
beroofden
hebben beroofd

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had beroofd
zal beroven
zal hebben beroofd
jij/je
had beroofd
zult beroven
zult hebben beroofd
hij/zij/het/u
had beroofd
zal beroven
zal hebben beroofd
wij/we
hadden beroofd
zullen beroven
zullen hebben beroofd
jullie
hadden beroofd
zullen beroven
zullen hebben beroofd
zij/ze
hadden beroofd
zullen beroven
zullen hebben beroofd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou beroven
zou hebben beroofd
--
jij/je
zou beroven
zou hebben beroofd
beroof
hij/zij/het/u
zou beroven
zou hebben beroofd
berooft u
wij/we
zouden beroven
zouden hebben beroofd
laten we beroven
jullie
zouden beroven
zouden hebben beroofd
beroof
zij/ze
zouden beroven
zouden hebben beroofd
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik beroof

jij/je berooft

hij/zij/het/u beroofd

wij/we beroven

jullie beroven

zij/ze beroven


onvoltooid verleden tijdpast

ik beroofde

jij/je beroofde

hij/zij/het/u beroofde

wij/we beroofden

jullie beroofden

zij/ze beroofden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb beroofd

jij/je hebt beroofd

hij/zij/het/u heeft beroofd

wij/we hebben beroofd

jullie hebben beroofd

zij/ze hebben beroofd


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had beroofd

jij/je had beroofd

hij/zij/het/u had beroofd

wij/we hadden beroofd

jullie hadden beroofd

zij/ze hadden beroofd


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal beroven

jij/je zult beroven

hij/zij/het/u zal beroven

wij/we zullen beroven

jullie zullen beroven

zij/ze zullen beroven


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben beroofd

jij/je zult hebben beroofd

hij/zij/het/u zal hebben beroofd

wij/we zullen hebben beroofd

jullie zullen hebben beroofd

zij/ze zullen hebben beroofd


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou beroven

jij/je zou beroven

hij/zij/het/u zou beroven

wij/we zouden beroven

jullie zouden beroven

zij/ze zouden beroven


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben beroofd

jij/je zou hebben beroofd

hij/zij/het/u zou hebben beroofd

wij/we zouden hebben beroofd

jullie zouden hebben beroofd

zij/ze zouden hebben beroofd


gebiedende wijsimperative

jij/je beroof

hij/zij/het/u berooft u

wij/we laten we beroven

jullie beroof



tegenwoordig deelwoord: berovend

voltooid deelwoord: beroofd