Dutch Conjugations - BESTEDEN Hidden OG Image
  polytripper

  


besteden
   
- to spend

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
besteed
besteedde
heb besteed
jij/je
besteedt
besteedde
hebt besteed
hij/zij/het/u
besteedt
besteedde
heeft besteed
wij/we
besteden
besteedden
hebben besteed
jullie
besteden
besteedden
hebben besteed
zij/ze
besteden
besteedden
hebben besteed

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had besteed
zal besteden
zal hebben besteed
jij/je
had besteed
zult besteden
zult hebben besteed
hij/zij/het/u
had besteed
zal besteden
zal hebben besteed
wij/we
hadden besteed
zullen besteden
zullen hebben besteed
jullie
hadden besteed
zullen besteden
zullen hebben besteed
zij/ze
hadden besteed
zullen besteden
zullen hebben besteed

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou besteden
zou hebben besteed
--
jij/je
zou besteden
zou hebben besteed
besteed
hij/zij/het/u
zou besteden
zou hebben besteed
besteedt u
wij/we
zouden besteden
zouden hebben besteed
laten we besteden
jullie
zouden besteden
zouden hebben besteed
besteed
zij/ze
zouden besteden
zouden hebben besteed
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik besteed

jij/je besteedt

hij/zij/het/u besteedt

wij/we besteden

jullie besteden

zij/ze besteden


onvoltooid verleden tijdpast

ik besteedde

jij/je besteedde

hij/zij/het/u besteedde

wij/we besteedden

jullie besteedden

zij/ze besteedden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb besteed

jij/je hebt besteed

hij/zij/het/u heeft besteed

wij/we hebben besteed

jullie hebben besteed

zij/ze hebben besteed


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had besteed

jij/je had besteed

hij/zij/het/u had besteed

wij/we hadden besteed

jullie hadden besteed

zij/ze hadden besteed


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal besteden

jij/je zult besteden

hij/zij/het/u zal besteden

wij/we zullen besteden

jullie zullen besteden

zij/ze zullen besteden


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben besteed

jij/je zult hebben besteed

hij/zij/het/u zal hebben besteed

wij/we zullen hebben besteed

jullie zullen hebben besteed

zij/ze zullen hebben besteed


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou besteden

jij/je zou besteden

hij/zij/het/u zou besteden

wij/we zouden besteden

jullie zouden besteden

zij/ze zouden besteden


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben besteed

jij/je zou hebben besteed

hij/zij/het/u zou hebben besteed

wij/we zouden hebben besteed

jullie zouden hebben besteed

zij/ze zouden hebben besteed


gebiedende wijsimperative

jij/je besteed

hij/zij/het/u besteedt u

wij/we laten we besteden

jullie besteed



tegenwoordig deelwoord: besteden d

voltooid deelwoord: besteed