onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik bestel
jij/je bestelt
hij/zij/het/u bestelt
wij/we bestellen
jullie bestellen
zij/ze bestellen
onvoltooid verleden tijdpast
ik bestelde
jij/je bestelde
hij/zij/het/u bestelde
wij/we bestelden
jullie bestelden
zij/ze bestelden
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb besteld
jij/je hebt besteld
hij/zij/het/u heeft besteld
wij/we hebben besteld
jullie hebben besteld
zij/ze hebben besteld
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had besteld
jij/je had besteld
hij/zij/het/u had besteld
wij/we hadden besteld
jullie hadden besteld
zij/ze hadden besteld
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal bestellen
jij/je zult bestellen
hij/zij/het/u zal bestellen
wij/we zullen bestellen
jullie zullen bestellen
zij/ze zullen bestellen
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben besteld
jij/je zult hebben besteld
hij/zij/het/u zal hebben besteld
wij/we zullen hebben besteld
jullie zullen hebben besteld
zij/ze zullen hebben besteld
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou bestellen
jij/je zou bestellen
hij/zij/het/u zou bestellen
wij/we zouden bestellen
jullie zouden bestellen
zij/ze zouden bestellen
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben besteld
jij/je zou hebben besteld
hij/zij/het/u zou hebben besteld
wij/we zouden hebben besteld
jullie zouden hebben besteld
zij/ze zouden hebben besteld
gebiedende wijsimperative
jij/je bestel
hij/zij/het/u bestelt u
wij/we laten we bestellen
jullie bestel
tegenwoordig deelwoord: bestellend
voltooid deelwoord: besteld