Dutch Conjugations - BETALEN Hidden OG Image
  polytripper

  


betalen
   
- to pay

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
betaal
betaalde
heb betaald
jij/je
betaalt
betaalde
hebt betaald
hij/zij/het/u
betaalt
betaalde
heeft betaald
wij/we
betalen
betaalden
hebben betaald
jullie
betalen
betaalden
hebben betaald
zij/ze
betalen
betaalden
hebben betaald

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had betaald
zal betalen
zal hebben betaald
jij/je
had betaald
zult betalen
zult hebben betaald
hij/zij/het/u
had betaald
zal betalen
zal hebben betaald
wij/we
hadden betaald
zullen betalen
zullen hebben betaald
jullie
hadden betaald
zullen betalen
zullen hebben betaald
zij/ze
hadden betaald
zullen betalen
zullen hebben betaald

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou betalen
zou hebben betaald
--
jij/je
zou betalen
zou hebben betaald
betaal
hij/zij/het/u
zou betalen
zou hebben betaald
betaalt u
wij/we
zouden betalen
zouden hebben betaald
laten we betalen
jullie
zouden betalen
zouden hebben betaald
betaal
zij/ze
zouden betalen
zouden hebben betaald
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik betaal

jij/je betaalt

hij/zij/het/u betaalt

wij/we betalen

jullie betalen

zij/ze betalen


onvoltooid verleden tijdpast

ik betaalde

jij/je betaalde

hij/zij/het/u betaalde

wij/we betaalden

jullie betaalden

zij/ze betaalden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb betaald

jij/je hebt betaald

hij/zij/het/u heeft betaald

wij/we hebben betaald

jullie hebben betaald

zij/ze hebben betaald


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had betaald

jij/je had betaald

hij/zij/het/u had betaald

wij/we hadden betaald

jullie hadden betaald

zij/ze hadden betaald


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal betalen

jij/je zult betalen

hij/zij/het/u zal betalen

wij/we zullen betalen

jullie zullen betalen

zij/ze zullen betalen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben betaald

jij/je zult hebben betaald

hij/zij/het/u zal hebben betaald

wij/we zullen hebben betaald

jullie zullen hebben betaald

zij/ze zullen hebben betaald


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou betalen

jij/je zou betalen

hij/zij/het/u zou betalen

wij/we zouden betalen

jullie zouden betalen

zij/ze zouden betalen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben betaald

jij/je zou hebben betaald

hij/zij/het/u zou hebben betaald

wij/we zouden hebben betaald

jullie zouden hebben betaald

zij/ze zouden hebben betaald


gebiedende wijsimperative

jij/je betaal

hij/zij/het/u betaalt u

wij/we laten we betalen

jullie betaal



tegenwoordig deelwoord: betalend

voltooid deelwoord: betaald