onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik betrek
jij/je betrekt
hij/zij/het/u betrekt
wij/we betrekken
jullie betrekken
zij/ze betrekken
onvoltooid verleden tijdpast
ik betrok
jij/je betrok
hij/zij/het/u betrok
wij/we betrokken
jullie betrokken
zij/ze betrokken
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb betrokken
jij/je hebt betrokken
hij/zij/het/u heeft betrokken
wij/we hebben betrokken
jullie hebben betrokken
zij/ze hebben betrokken
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had betrokken
jij/je had betrokken
hij/zij/het/u had betrokken
wij/we hadden betrokken
jullie hadden betrokken
zij/ze hadden betrokken
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal betrekken
jij/je zult betrekken
hij/zij/het/u zal betrekken
wij/we zullen betrekken
jullie zullen betrekken
zij/ze zullen betrekken
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben betrokken
jij/je zult hebben betrokken
hij/zij/het/u zal hebben betrokken
wij/we zullen hebben betrokken
jullie zullen hebben betrokken
zij/ze zullen hebben betrokken
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou betrekken
jij/je zou betrekken
hij/zij/het/u zou betrekken
wij/we zouden betrekken
jullie zouden betrekken
zij/ze zouden betrekken
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben betrokken
jij/je zou hebben betrokken
hij/zij/het/u zou hebben betrokken
wij/we zouden hebben betrokken
jullie zouden hebben betrokken
zij/ze zouden hebben betrokken
gebiedende wijsimperative
jij/je betrek
hij/zij/het/u betrekt
wij/we laten we betrekken
jullie betrek
tegenwoordig deelwoord: betrekkend
voltooid deelwoord: betrokken