Dutch Conjugations - BETREKKEN Hidden OG Image
  polytripper

  


betrekken
   
- to involve/move in

strong (sterk) aux: hebben betrok — betrokken



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
betrek
betrok
heb betrokken
jij/je
betrekt
betrok
hebt betrokken
hij/zij/het/u
betrekt
betrok
heeft betrokken
wij/we
betrekken
betrokken
hebben betrokken
jullie
betrekken
betrokken
hebben betrokken
zij/ze
betrekken
betrokken
hebben betrokken

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had betrokken
zal betrekken
zal hebben betrokken
jij/je
had betrokken
zult betrekken
zult hebben betrokken
hij/zij/het/u
had betrokken
zal betrekken
zal hebben betrokken
wij/we
hadden betrokken
zullen betrekken
zullen hebben betrokken
jullie
hadden betrokken
zullen betrekken
zullen hebben betrokken
zij/ze
hadden betrokken
zullen betrekken
zullen hebben betrokken

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou betrekken
zou hebben betrokken
--
jij/je
zou betrekken
zou hebben betrokken
betrek
hij/zij/het/u
zou betrekken
zou hebben betrokken
betrekt
wij/we
zouden betrekken
zouden hebben betrokken
laten we betrekken
jullie
zouden betrekken
zouden hebben betrokken
betrek
zij/ze
zouden betrekken
zouden hebben betrokken
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik betrek

jij/je betrekt

hij/zij/het/u betrekt

wij/we betrekken

jullie betrekken

zij/ze betrekken


onvoltooid verleden tijdpast

ik betrok

jij/je betrok

hij/zij/het/u betrok

wij/we betrokken

jullie betrokken

zij/ze betrokken


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb betrokken

jij/je hebt betrokken

hij/zij/het/u heeft betrokken

wij/we hebben betrokken

jullie hebben betrokken

zij/ze hebben betrokken


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had betrokken

jij/je had betrokken

hij/zij/het/u had betrokken

wij/we hadden betrokken

jullie hadden betrokken

zij/ze hadden betrokken


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal betrekken

jij/je zult betrekken

hij/zij/het/u zal betrekken

wij/we zullen betrekken

jullie zullen betrekken

zij/ze zullen betrekken


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben betrokken

jij/je zult hebben betrokken

hij/zij/het/u zal hebben betrokken

wij/we zullen hebben betrokken

jullie zullen hebben betrokken

zij/ze zullen hebben betrokken


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou betrekken

jij/je zou betrekken

hij/zij/het/u zou betrekken

wij/we zouden betrekken

jullie zouden betrekken

zij/ze zouden betrekken


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben betrokken

jij/je zou hebben betrokken

hij/zij/het/u zou hebben betrokken

wij/we zouden hebben betrokken

jullie zouden hebben betrokken

zij/ze zouden hebben betrokken


gebiedende wijsimperative

jij/je betrek

hij/zij/het/u betrekt

wij/we laten we betrekken

jullie betrek



tegenwoordig deelwoord: betrekkend

voltooid deelwoord: betrokken