Dutch Conjugations - BETREUREN Hidden OG Image
  polytripper

  


betreuren
   
- to regret

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
betreur
betreurde
heb betreurd
jij/je
betreurt
betreurde
hebt betreurd
hij/zij/het/u
betreurt
betreurde
heeft betreurd
wij/we
betreuren
betreurden
hebben betreurd
jullie
betreuren
betreurden
hebben betreurd
zij/ze
betreuren
betreurden
hebben betreurd

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had betreurd
zal betreuren
zal hebben betreurd
jij/je
had betreurd
zult betreuren
zult hebben betreurd
hij/zij/het/u
had betreurd
zal betreuren
zal hebben betreurd
wij/we
hadden betreurd
zullen betreuren
zullen hebben betreurd
jullie
hadden betreurd
zullen betreuren
zullen hebben betreurd
zij/ze
hadden betreurd
zullen betreuren
zullen hebben betreurd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou betreuren
zou hebben betreurd
--
jij/je
zou betreuren
zou hebben betreurd
betreur
hij/zij/het/u
zou betreuren
zou hebben betreurd
betreurt u
wij/we
zouden betreuren
zouden hebben betreurd
laten we betreuren
jullie
zouden betreuren
zouden hebben betreurd
betreur
zij/ze
zouden betreuren
zouden hebben betreurd
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik betreur

jij/je betreurt

hij/zij/het/u betreurt

wij/we betreuren

jullie betreuren

zij/ze betreuren


onvoltooid verleden tijdpast

ik betreurde

jij/je betreurde

hij/zij/het/u betreurde

wij/we betreurden

jullie betreurden

zij/ze betreurden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb betreurd

jij/je hebt betreurd

hij/zij/het/u heeft betreurd

wij/we hebben betreurd

jullie hebben betreurd

zij/ze hebben betreurd


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had betreurd

jij/je had betreurd

hij/zij/het/u had betreurd

wij/we hadden betreurd

jullie hadden betreurd

zij/ze hadden betreurd


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal betreuren

jij/je zult betreuren

hij/zij/het/u zal betreuren

wij/we zullen betreuren

jullie zullen betreuren

zij/ze zullen betreuren


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben betreurd

jij/je zult hebben betreurd

hij/zij/het/u zal hebben betreurd

wij/we zullen hebben betreurd

jullie zullen hebben betreurd

zij/ze zullen hebben betreurd


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou betreuren

jij/je zou betreuren

hij/zij/het/u zou betreuren

wij/we zouden betreuren

jullie zouden betreuren

zij/ze zouden betreuren


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben betreurd

jij/je zou hebben betreurd

hij/zij/het/u zou hebben betreurd

wij/we zouden hebben betreurd

jullie zouden hebben betreurd

zij/ze zouden hebben betreurd


gebiedende wijsimperative

jij/je betreur

hij/zij/het/u betreurt u

wij/we laten we betreuren

jullie betreur



tegenwoordig deelwoord: betreurend

voltooid deelwoord: betreurd