Dutch Conjugations - BEWAREN Hidden OG Image
  polytripper

  


bewaren
   
- to keep/save

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
bewaar
bewaarde
heb bewaard
jij/je
bewaart
bewaarde
hebt bewaard
hij/zij/het/u
bewaart
bewaarde
heeft bewaard
wij/we
bewaren
bewaarden
hebben bewaard
jullie
bewaren
bewaarden
hebben bewaard
zij/ze
bewaren
bewaarden
hebben bewaard

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had bewaard
zal bewaren
zal hebben bewaard
jij/je
had bewaard
zult bewaren
zult hebben bewaard
hij/zij/het/u
had bewaard
zal bewaren
zal hebben bewaard
wij/we
hadden bewaard
zullen bewaren
zullen hebben bewaard
jullie
hadden bewaard
zullen bewaren
zullen hebben bewaard
zij/ze
hadden bewaard
zullen bewaren
zullen hebben bewaard

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou bewaren
zou hebben bewaard
--
jij/je
zou bewaren
zou hebben bewaard
bewaar
hij/zij/het/u
zou bewaren
zou hebben bewaard
bewaart u
wij/we
zouden bewaren
zouden hebben bewaard
laten we bewaren
jullie
zouden bewaren
zouden hebben bewaard
bewaar
zij/ze
zouden bewaren
zouden hebben bewaard
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik bewaar

jij/je bewaart

hij/zij/het/u bewaart

wij/we bewaren

jullie bewaren

zij/ze bewaren


onvoltooid verleden tijdpast

ik bewaarde

jij/je bewaarde

hij/zij/het/u bewaarde

wij/we bewaarden

jullie bewaarden

zij/ze bewaarden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb bewaard

jij/je hebt bewaard

hij/zij/het/u heeft bewaard

wij/we hebben bewaard

jullie hebben bewaard

zij/ze hebben bewaard


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had bewaard

jij/je had bewaard

hij/zij/het/u had bewaard

wij/we hadden bewaard

jullie hadden bewaard

zij/ze hadden bewaard


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal bewaren

jij/je zult bewaren

hij/zij/het/u zal bewaren

wij/we zullen bewaren

jullie zullen bewaren

zij/ze zullen bewaren


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben bewaard

jij/je zult hebben bewaard

hij/zij/het/u zal hebben bewaard

wij/we zullen hebben bewaard

jullie zullen hebben bewaard

zij/ze zullen hebben bewaard


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou bewaren

jij/je zou bewaren

hij/zij/het/u zou bewaren

wij/we zouden bewaren

jullie zouden bewaren

zij/ze zouden bewaren


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben bewaard

jij/je zou hebben bewaard

hij/zij/het/u zou hebben bewaard

wij/we zouden hebben bewaard

jullie zouden hebben bewaard

zij/ze zouden hebben bewaard


gebiedende wijsimperative

jij/je bewaar

hij/zij/het/u bewaart u

wij/we laten we bewaren

jullie bewaar



tegenwoordig deelwoord: bewarend

voltooid deelwoord: bewaard