Dutch Conjugations - BEZUINIGEN Hidden OG Image
  polytripper

  


bezuinigen
   
- to cut back/save

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
bezuinig
bezuinigde
heb bezuinigd
jij/je
bezuinigt
bezuinigde
hebt bezuinigd
hij/zij/het/u
bezuinigt
bezuinigde
heeft bezuinigd
wij/we
bezuinigen
bezuinigden
hebben bezuinigd
jullie
bezuinigen
bezuinigden
hebben bezuinigd
zij/ze
bezuinigen
bezuinigden
hebben bezuinigd

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had bezuinigd
zal bezuinigen
zal hebben bezuinigd
jij/je
had bezuinigd
zult bezuinigen
zult hebben bezuinigd
hij/zij/het/u
had bezuinigd
zal bezuinigen
zal hebben bezuinigd
wij/we
hadden bezuinigd
zullen bezuinigen
zullen hebben bezuinigd
jullie
hadden bezuinigd
zullen bezuinigen
zullen hebben bezuinigd
zij/ze
hadden bezuinigd
zullen bezuinigen
zullen hebben bezuinigd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou bezuinigen
zou hebben bezuinigd
--
jij/je
zou bezuinigen
zou hebben bezuinigd
bezuinig
hij/zij/het/u
zou bezuinigen
zou hebben bezuinigd
bezuinigt u
wij/we
zouden bezuinigen
zouden hebben bezuinigd
laten we bezuinigen
jullie
zouden bezuinigen
zouden hebben bezuinigd
bezuinig
zij/ze
zouden bezuinigen
zouden hebben bezuinigd
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik bezuinig

jij/je bezuinigt

hij/zij/het/u bezuinigt

wij/we bezuinigen

jullie bezuinigen

zij/ze bezuinigen


onvoltooid verleden tijdpast

ik bezuinigde

jij/je bezuinigde

hij/zij/het/u bezuinigde

wij/we bezuinigden

jullie bezuinigden

zij/ze bezuinigden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb bezuinigd

jij/je hebt bezuinigd

hij/zij/het/u heeft bezuinigd

wij/we hebben bezuinigd

jullie hebben bezuinigd

zij/ze hebben bezuinigd


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had bezuinigd

jij/je had bezuinigd

hij/zij/het/u had bezuinigd

wij/we hadden bezuinigd

jullie hadden bezuinigd

zij/ze hadden bezuinigd


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal bezuinigen

jij/je zult bezuinigen

hij/zij/het/u zal bezuinigen

wij/we zullen bezuinigen

jullie zullen bezuinigen

zij/ze zullen bezuinigen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben bezuinigd

jij/je zult hebben bezuinigd

hij/zij/het/u zal hebben bezuinigd

wij/we zullen hebben bezuinigd

jullie zullen hebben bezuinigd

zij/ze zullen hebben bezuinigd


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou bezuinigen

jij/je zou bezuinigen

hij/zij/het/u zou bezuinigen

wij/we zouden bezuinigen

jullie zouden bezuinigen

zij/ze zouden bezuinigen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben bezuinigd

jij/je zou hebben bezuinigd

hij/zij/het/u zou hebben bezuinigd

wij/we zouden hebben bezuinigd

jullie zouden hebben bezuinigd

zij/ze zouden hebben bezuinigd


gebiedende wijsimperative

jij/je bezuinig

hij/zij/het/u bezuinigt u

wij/we laten we bezuinigen

jullie bezuinig



tegenwoordig deelwoord: bezuinigend

voltooid deelwoord: bezuinigd