onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik bind
jij/je bindt
hij/zij/het/u bindt
wij/we binden
jullie binden
zij/ze binden
onvoltooid verleden tijdpast
ik bond
jij/je bond
hij/zij/het/u bond
wij/we bonden
jullie bonden
zij/ze bonden
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb gebonden
jij/je hebt gebonden
hij/zij/het/u heeft gebonden
wij/we hebben gebonden
jullie hebben gebonden
zij/ze hebben gebonden
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had gebonden
jij/je had gebonden
hij/zij/het/u had gebonden
wij/we hadden gebonden
jullie hadden gebonden
zij/ze hadden gebonden
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal binden
jij/je zult binden
hij/zij/het/u zal binden
wij/we zullen binden
jullie zullen binden
zij/ze zullen binden
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben gebonden
jij/je zult hebben gebonden
hij/zij/het/u zal hebben gebonden
wij/we zullen hebben gebonden
jullie zullen hebben gebonden
zij/ze zullen hebben gebonden
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou binden
jij/je zou binden
hij/zij/het/u zou binden
wij/we zouden binden
jullie zouden binden
zij/ze zouden binden
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben gebonden
jij/je zou hebben gebonden
hij/zij/het/u zou hebben gebonden
wij/we zouden hebben gebonden
jullie zouden hebben gebonden
zij/ze zouden hebben gebonden
gebiedende wijsimperative
jij/je bind
hij/zij/het/u bindt
wij/we laten we binden
jullie bind
tegenwoordig deelwoord: bindend
voltooid deelwoord: gebonden
Onvoltooid tegenwoordige tijdPresent:
Hij bindt zich niet aan één club.
He doesn't commit to one club.
Zij bindt het touw om de doos.
She ties the rope around the box.
Voltooid tegenwoordige tijdPresent perfect:
Ik heb me aan die afspraak gebonden.
I have committed myself to that agreement.
Zij heeft het touw om de doos gebonden.
She has tied the rope around the box.
Gebiedende wijsImperative:
Bind je niet te snel aan iets.
Don't tie yourself down too quickly.
Bind het touw stevig vast.
Tie the rope tightly.