onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik citeer
jij/je citeert
hij/zij/het/u citeert
wij/we citeren
jullie citeren
zij/ze citeren
onvoltooid verleden tijdpast
ik citeerde
jij/je citeerde
hij/zij/het/u citeerde
wij/we citeerden
jullie citeerden
zij/ze citeerden
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb geciteerd
jij/je hebt geciteerd
hij/zij/het/u heeft geciteerd
wij/we hebben geciteerd
jullie hebben geciteerd
zij/ze hebben geciteerd
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had geciteerd
jij/je had geciteerd
hij/zij/het/u had geciteerd
wij/we hadden geciteerd
jullie hadden geciteerd
zij/ze hadden geciteerd
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal citeren
jij/je zult citeren
hij/zij/het/u zal citeren
wij/we zullen citeren
jullie zullen citeren
zij/ze zullen citeren
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben geciteerd
jij/je zult hebben geciteerd
hij/zij/het/u zal hebben geciteerd
wij/we zullen hebben geciteerd
jullie zullen hebben geciteerd
zij/ze zullen hebben geciteerd
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou citeren
jij/je zou citeren
hij/zij/het/u zou citeren
wij/we zouden citeren
jullie zouden citeren
zij/ze zouden citeren
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben geciteerd
jij/je zou hebben geciteerd
hij/zij/het/u zou hebben geciteerd
wij/we zouden hebben geciteerd
jullie zouden hebben geciteerd
zij/ze zouden hebben geciteerd
gebiedende wijsimperative
jij/je citeer
hij/zij/het/u citeert u
wij/we laten we citeren
jullie citeer
tegenwoordig deelwoord: citerend
voltooid deelwoord: geciteerd