Dutch Conjugations - CITEREN Hidden OG Image
  polytripper

  


citeren
   
- to quote

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
citeer
citeerde
heb geciteerd
jij/je
citeert
citeerde
hebt geciteerd
hij/zij/het/u
citeert
citeerde
heeft geciteerd
wij/we
citeren
citeerden
hebben geciteerd
jullie
citeren
citeerden
hebben geciteerd
zij/ze
citeren
citeerden
hebben geciteerd

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had geciteerd
zal citeren
zal hebben geciteerd
jij/je
had geciteerd
zult citeren
zult hebben geciteerd
hij/zij/het/u
had geciteerd
zal citeren
zal hebben geciteerd
wij/we
hadden geciteerd
zullen citeren
zullen hebben geciteerd
jullie
hadden geciteerd
zullen citeren
zullen hebben geciteerd
zij/ze
hadden geciteerd
zullen citeren
zullen hebben geciteerd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou citeren
zou hebben geciteerd
--
jij/je
zou citeren
zou hebben geciteerd
citeer
hij/zij/het/u
zou citeren
zou hebben geciteerd
citeert u
wij/we
zouden citeren
zouden hebben geciteerd
laten we citeren
jullie
zouden citeren
zouden hebben geciteerd
citeer
zij/ze
zouden citeren
zouden hebben geciteerd
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik citeer

jij/je citeert

hij/zij/het/u citeert

wij/we citeren

jullie citeren

zij/ze citeren


onvoltooid verleden tijdpast

ik citeerde

jij/je citeerde

hij/zij/het/u citeerde

wij/we citeerden

jullie citeerden

zij/ze citeerden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb geciteerd

jij/je hebt geciteerd

hij/zij/het/u heeft geciteerd

wij/we hebben geciteerd

jullie hebben geciteerd

zij/ze hebben geciteerd


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had geciteerd

jij/je had geciteerd

hij/zij/het/u had geciteerd

wij/we hadden geciteerd

jullie hadden geciteerd

zij/ze hadden geciteerd


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal citeren

jij/je zult citeren

hij/zij/het/u zal citeren

wij/we zullen citeren

jullie zullen citeren

zij/ze zullen citeren


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben geciteerd

jij/je zult hebben geciteerd

hij/zij/het/u zal hebben geciteerd

wij/we zullen hebben geciteerd

jullie zullen hebben geciteerd

zij/ze zullen hebben geciteerd


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou citeren

jij/je zou citeren

hij/zij/het/u zou citeren

wij/we zouden citeren

jullie zouden citeren

zij/ze zouden citeren


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben geciteerd

jij/je zou hebben geciteerd

hij/zij/het/u zou hebben geciteerd

wij/we zouden hebben geciteerd

jullie zouden hebben geciteerd

zij/ze zouden hebben geciteerd


gebiedende wijsimperative

jij/je citeer

hij/zij/het/u citeert u

wij/we laten we citeren

jullie citeer



tegenwoordig deelwoord: citerend

voltooid deelwoord: geciteerd