Dutch Conjugations - CONCENTREREN Hidden OG Image
  polytripper

  


(zich) concentreren
   
- to concentrate

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
concentreer
concentreerde
heb geconcentreerd
jij/je
concentreert
concentreerde
hebt geconcentreerd
hij/zij/het/u
concentreert
concentreerde
heeft geconcentreerd
wij/we
concentreren
concentreerden
hebben geconcentreerd
jullie
concentreren
concentreerden
hebben geconcentreerd
zij/ze
concentreren
concentreerden
hebben geconcentreerd

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had geconcentreerd
zal concentreren
zal hebben geconcentreerd
jij/je
had geconcentreerd
zult concentreren
zult hebben geconcentreerd
hij/zij/het/u
had geconcentreerd
zal concentreren
zal hebben geconcentreerd
wij/we
hadden geconcentreerd
zullen concentreren
zullen hebben geconcentreerd
jullie
hadden geconcentreerd
zullen concentreren
zullen hebben geconcentreerd
zij/ze
hadden geconcentreerd
zullen concentreren
zullen hebben geconcentreerd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou concentreren
zou hebben geconcentreerd
--
jij/je
zou concentreren
zou hebben geconcentreerd
concentreer je
hij/zij/het/u
zou concentreren
zou hebben geconcentreerd
concentreert u
wij/we
zouden concentreren
zouden hebben geconcentreerd
laten we ons concentreren
jullie
zouden concentreren
zouden hebben geconcentreerd
concentreer jullie
zij/ze
zouden concentreren
zouden hebben geconcentreerd
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik concentreer

jij/je concentreert

hij/zij/het/u concentreert

wij/we concentreren

jullie concentreren

zij/ze concentreren


onvoltooid verleden tijdpast

ik concentreerde

jij/je concentreerde

hij/zij/het/u concentreerde

wij/we concentreerden

jullie concentreerden

zij/ze concentreerden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb geconcentreerd

jij/je hebt geconcentreerd

hij/zij/het/u heeft geconcentreerd

wij/we hebben geconcentreerd

jullie hebben geconcentreerd

zij/ze hebben geconcentreerd


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had geconcentreerd

jij/je had geconcentreerd

hij/zij/het/u had geconcentreerd

wij/we hadden geconcentreerd

jullie hadden geconcentreerd

zij/ze hadden geconcentreerd


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal concentreren

jij/je zult concentreren

hij/zij/het/u zal concentreren

wij/we zullen concentreren

jullie zullen concentreren

zij/ze zullen concentreren


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben geconcentreerd

jij/je zult hebben geconcentreerd

hij/zij/het/u zal hebben geconcentreerd

wij/we zullen hebben geconcentreerd

jullie zullen hebben geconcentreerd

zij/ze zullen hebben geconcentreerd


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou concentreren

jij/je zou concentreren

hij/zij/het/u zou concentreren

wij/we zouden concentreren

jullie zouden concentreren

zij/ze zouden concentreren


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben geconcentreerd

jij/je zou hebben geconcentreerd

hij/zij/het/u zou hebben geconcentreerd

wij/we zouden hebben geconcentreerd

jullie zouden hebben geconcentreerd

zij/ze zouden hebben geconcentreerd


gebiedende wijsimperative

jij/je concentreer je

hij/zij/het/u concentreert u

wij/we laten we ons concentreren

jullie concentreer jullie



tegenwoordig deelwoord: concentrerend

voltooid deelwoord: geconcentreerd


Example Sentences


Onvoltooid tegenwoordige tijdPresent:

Ik concentreer me op het examen.

I'm focusing on the exam.


Onvoltooid verleden tijdPast:

Het bedrijf concentreerde zijn activiteiten in Europa.

The company concentrated its activities in Europe.


Voltooid verleden toekomende tijdConditional perfect:

Ik zou me beter hebben geconcentreerd, maar het was te lawaaiig.

I would have focused better, but it was too noisy.