onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik neem deel
jij/je neemt deel
hij/zij/het/u neemt deel
wij/we nemen deel
jullie nemen deel
zij/ze nemen deel
onvoltooid verleden tijdpast
ik nam deel
jij/je nam deel
hij/zij/het/u nam deel
wij/we namen deel
jullie namen deel
zij/ze namen deel
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb deelgenomen
jij/je hebt deelgenomen
hij/zij/het/u heeft deelgenomen
wij/we hebben deelgenomen
jullie hebben deelgenomen
zij/ze hebben deelgenomen
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had deelgenomen
jij/je had deelgenomen
hij/zij/het/u had deelgenomen
wij/we hadden deelgenomen
jullie hadden deelgenomen
zij/ze hadden deelgenomen
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal deelnemen
jij/je zult deelnemen
hij/zij/het/u zal deelnemen
wij/we zullen deelnemen
jullie zullen deelnemen
zij/ze zullen deelnemen
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben deelgenomen
jij/je zult hebben deelgenomen
hij/zij/het/u zal hebben deelgenomen
wij/we zullen hebben deelgenomen
jullie zullen hebben deelgenomen
zij/ze zullen hebben deelgenomen
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou deelnemen
jij/je zou deelnemen
hij/zij/het/u zou deelnemen
wij/we zouden deelnemen
jullie zouden deelnemen
zij/ze zouden deelnemen
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben deelgenomen
jij/je zou hebben deelgenomen
hij/zij/het/u zou hebben deelgenomen
wij/we zouden hebben deelgenomen
jullie zouden hebben deelgenomen
zij/ze zouden hebben deelgenomen
gebiedende wijsimperative
jij/je neem deel
hij/zij/het/u neemt deel
wij/we laten we deelnemen
jullie neem deel
tegenwoordig deelwoord: deelnemend
voltooid deelwoord: deelgenomen