Dutch Conjugations - DOORNEMEN Hidden OG Image
  polytripper

  


doornemen
   
- to go through/review

strong (sterk) separable aux: hebben nam door — doorgenomen



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
neem door
nam door
heb doorgenomen
jij/je
neemt door
nam door
hebt doorgenomen
hij/zij/het/u
neemt door
nam door
heeft doorgenomen
wij/we
nemen door
namen door
hebben doorgenomen
jullie
nemen door
namen door
hebben doorgenomen
zij/ze
nemen door
namen door
hebben doorgenomen

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had doorgenomen
zal doornemen
zal hebben doorgenomen
jij/je
had doorgenomen
zult doornemen
zult hebben doorgenomen
hij/zij/het/u
had doorgenomen
zal doornemen
zal hebben doorgenomen
wij/we
hadden doorgenomen
zullen doornemen
zullen hebben doorgenomen
jullie
hadden doorgenomen
zullen doornemen
zullen hebben doorgenomen
zij/ze
hadden doorgenomen
zullen doornemen
zullen hebben doorgenomen

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou doornemen
zou hebben doorgenomen
--
jij/je
zou doornemen
zou hebben doorgenomen
neem door
hij/zij/het/u
zou doornemen
zou hebben doorgenomen
neemt door
wij/we
zouden doornemen
zouden hebben doorgenomen
laten we doornemen
jullie
zouden doornemen
zouden hebben doorgenomen
neem door
zij/ze
zouden doornemen
zouden hebben doorgenomen
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik neem door

jij/je neemt door

hij/zij/het/u neemt door

wij/we nemen door

jullie nemen door

zij/ze nemen door


onvoltooid verleden tijdpast

ik nam door

jij/je nam door

hij/zij/het/u nam door

wij/we namen door

jullie namen door

zij/ze namen door


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb doorgenomen

jij/je hebt doorgenomen

hij/zij/het/u heeft doorgenomen

wij/we hebben doorgenomen

jullie hebben doorgenomen

zij/ze hebben doorgenomen


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had doorgenomen

jij/je had doorgenomen

hij/zij/het/u had doorgenomen

wij/we hadden doorgenomen

jullie hadden doorgenomen

zij/ze hadden doorgenomen


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal doornemen

jij/je zult doornemen

hij/zij/het/u zal doornemen

wij/we zullen doornemen

jullie zullen doornemen

zij/ze zullen doornemen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben doorgenomen

jij/je zult hebben doorgenomen

hij/zij/het/u zal hebben doorgenomen

wij/we zullen hebben doorgenomen

jullie zullen hebben doorgenomen

zij/ze zullen hebben doorgenomen


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou doornemen

jij/je zou doornemen

hij/zij/het/u zou doornemen

wij/we zouden doornemen

jullie zouden doornemen

zij/ze zouden doornemen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben doorgenomen

jij/je zou hebben doorgenomen

hij/zij/het/u zou hebben doorgenomen

wij/we zouden hebben doorgenomen

jullie zouden hebben doorgenomen

zij/ze zouden hebben doorgenomen


gebiedende wijsimperative

jij/je neem door

hij/zij/het/u neemt door

wij/we laten we doornemen

jullie neem door



tegenwoordig deelwoord: doornemend

voltooid deelwoord: doorgenomen