Dutch Conjugations - DRIJVEN Hidden OG Image
  polytripper

  


drijven
   
- to float/drive

strong (sterk) aux: hebben dreef — gedreven



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
drijf
dreef
heb gedreven
jij/je
drijft
dreef
hebt gedreven
hij/zij/het/u
drijft
dreef
heeft gedreven
wij/we
drijven
dreven
hebben gedreven
jullie
drijven
dreven
hebben gedreven
zij/ze
drijven
dreven
hebben gedreven

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had gedreven
zal drijven
zal hebben gedreven
jij/je
had gedreven
zult drijven
zult hebben gedreven
hij/zij/het/u
had gedreven
zal drijven
zal hebben gedreven
wij/we
hadden gedreven
zullen drijven
zullen hebben gedreven
jullie
hadden gedreven
zullen drijven
zullen hebben gedreven
zij/ze
hadden gedreven
zullen drijven
zullen hebben gedreven

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou drijven
zou hebben gedreven
--
jij/je
zou drijven
zou hebben gedreven
drijf
hij/zij/het/u
zou drijven
zou hebben gedreven
drijft
wij/we
zouden drijven
zouden hebben gedreven
laten we drijven
jullie
zouden drijven
zouden hebben gedreven
drijf
zij/ze
zouden drijven
zouden hebben gedreven
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik drijf

jij/je drijft

hij/zij/het/u drijft

wij/we drijven

jullie drijven

zij/ze drijven


onvoltooid verleden tijdpast

ik dreef

jij/je dreef

hij/zij/het/u dreef

wij/we dreven

jullie dreven

zij/ze dreven


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb gedreven

jij/je hebt gedreven

hij/zij/het/u heeft gedreven

wij/we hebben gedreven

jullie hebben gedreven

zij/ze hebben gedreven


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had gedreven

jij/je had gedreven

hij/zij/het/u had gedreven

wij/we hadden gedreven

jullie hadden gedreven

zij/ze hadden gedreven


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal drijven

jij/je zult drijven

hij/zij/het/u zal drijven

wij/we zullen drijven

jullie zullen drijven

zij/ze zullen drijven


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben gedreven

jij/je zult hebben gedreven

hij/zij/het/u zal hebben gedreven

wij/we zullen hebben gedreven

jullie zullen hebben gedreven

zij/ze zullen hebben gedreven


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou drijven

jij/je zou drijven

hij/zij/het/u zou drijven

wij/we zouden drijven

jullie zouden drijven

zij/ze zouden drijven


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben gedreven

jij/je zou hebben gedreven

hij/zij/het/u zou hebben gedreven

wij/we zouden hebben gedreven

jullie zouden hebben gedreven

zij/ze zouden hebben gedreven


gebiedende wijsimperative

jij/je drijf

hij/zij/het/u drijft

wij/we laten we drijven

jullie drijf



tegenwoordig deelwoord: drijvend

voltooid deelwoord: gedreven