Dutch Conjugations - ERACHTERKOMEN Hidden OG Image
  polytripper

  


erachterkomen
   
- to find out/discover

strong (sterk) separable aux: zijn kwam erachter — erachtergekomen



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
kom erachter
kwam erachter
ben erachtergekomen
jij/je
komt erachter
kwam erachter
bent erachtergekomen
hij/zij/het/u
komt erachter
kwam erachter
is erachtergekomen
wij/we
komen erachter
kwamen erachter
zijn erachtergekomen
jullie
komen erachter
kwamen erachter
zijn erachtergekomen
zij/ze
komen erachter
kwamen erachter
zijn erachtergekomen

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
was erachtergekomen
zal erachterkomen
zal zijn erachtergekomen
jij/je
was erachtergekomen
zult erachterkomen
zult zijn erachtergekomen
hij/zij/het/u
was erachtergekomen
zal erachterkomen
zal zijn erachtergekomen
wij/we
waren erachtergekomen
zullen erachterkomen
zullen zijn erachtergekomen
jullie
waren erachtergekomen
zullen erachterkomen
zullen zijn erachtergekomen
zij/ze
waren erachtergekomen
zullen erachterkomen
zullen zijn erachtergekomen

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou erachterkomen
zou zijn erachtergekomen
--
jij/je
zou erachterkomen
zou zijn erachtergekomen
kom erachter
hij/zij/het/u
zou erachterkomen
zou zijn erachtergekomen
komt erachter
wij/we
zouden erachterkomen
zouden zijn erachtergekomen
laten we erachterkomen
jullie
zouden erachterkomen
zouden zijn erachtergekomen
kom erachter
zij/ze
zouden erachterkomen
zouden zijn erachtergekomen
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik kom erachter

jij/je komt erachter

hij/zij/het/u komt erachter

wij/we komen erachter

jullie komen erachter

zij/ze komen erachter


onvoltooid verleden tijdpast

ik kwam erachter

jij/je kwam erachter

hij/zij/het/u kwam erachter

wij/we kwamen erachter

jullie kwamen erachter

zij/ze kwamen erachter


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik ben erachtergekomen

jij/je bent erachtergekomen

hij/zij/het/u is erachtergekomen

wij/we zijn erachtergekomen

jullie zijn erachtergekomen

zij/ze zijn erachtergekomen


voltooid verleden tijdpast perfect

ik was erachtergekomen

jij/je was erachtergekomen

hij/zij/het/u was erachtergekomen

wij/we waren erachtergekomen

jullie waren erachtergekomen

zij/ze waren erachtergekomen


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal erachterkomen

jij/je zult erachterkomen

hij/zij/het/u zal erachterkomen

wij/we zullen erachterkomen

jullie zullen erachterkomen

zij/ze zullen erachterkomen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal zijn erachtergekomen

jij/je zult zijn erachtergekomen

hij/zij/het/u zal zijn erachtergekomen

wij/we zullen zijn erachtergekomen

jullie zullen zijn erachtergekomen

zij/ze zullen zijn erachtergekomen


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou erachterkomen

jij/je zou erachterkomen

hij/zij/het/u zou erachterkomen

wij/we zouden erachterkomen

jullie zouden erachterkomen

zij/ze zouden erachterkomen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou zijn erachtergekomen

jij/je zou zijn erachtergekomen

hij/zij/het/u zou zijn erachtergekomen

wij/we zouden zijn erachtergekomen

jullie zouden zijn erachtergekomen

zij/ze zouden zijn erachtergekomen


gebiedende wijsimperative

jij/je kom erachter

hij/zij/het/u komt erachter

wij/we laten we erachterkomen

jullie kom erachter



tegenwoordig deelwoord: erachterkomend

voltooid deelwoord: erachtergekomen