Dutch Conjugations - ERKENNEN Hidden OG Image
  polytripper

  


erkennen
   
- to acknowledge

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
erken
erkende
heb erkend
jij/je
erkent
erkende
hebt erkend
hij/zij/het/u
erkent
erkende
heeft erkend
wij/we
erkennen
erkenden
hebben erkend
jullie
erkennen
erkenden
hebben erkend
zij/ze
erkennen
erkenden
hebben erkend

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had erkend
zal erkennen
zal hebben erkend
jij/je
had erkend
zult erkennen
zult hebben erkend
hij/zij/het/u
had erkend
zal erkennen
zal hebben erkend
wij/we
hadden erkend
zullen erkennen
zullen hebben erkend
jullie
hadden erkend
zullen erkennen
zullen hebben erkend
zij/ze
hadden erkend
zullen erkennen
zullen hebben erkend

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou erkennen
zou hebben erkend
--
jij/je
zou erkennen
zou hebben erkend
erken
hij/zij/het/u
zou erkennen
zou hebben erkend
erkent u
wij/we
zouden erkennen
zouden hebben erkend
laten we erkennen
jullie
zouden erkennen
zouden hebben erkend
erken
zij/ze
zouden erkennen
zouden hebben erkend
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik erken

jij/je erkent

hij/zij/het/u erkent

wij/we erkennen

jullie erkennen

zij/ze erkennen


onvoltooid verleden tijdpast

ik erkende

jij/je erkende

hij/zij/het/u erkende

wij/we erkenden

jullie erkenden

zij/ze erkenden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb erkend

jij/je hebt erkend

hij/zij/het/u heeft erkend

wij/we hebben erkend

jullie hebben erkend

zij/ze hebben erkend


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had erkend

jij/je had erkend

hij/zij/het/u had erkend

wij/we hadden erkend

jullie hadden erkend

zij/ze hadden erkend


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal erkennen

jij/je zult erkennen

hij/zij/het/u zal erkennen

wij/we zullen erkennen

jullie zullen erkennen

zij/ze zullen erkennen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben erkend

jij/je zult hebben erkend

hij/zij/het/u zal hebben erkend

wij/we zullen hebben erkend

jullie zullen hebben erkend

zij/ze zullen hebben erkend


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou erkennen

jij/je zou erkennen

hij/zij/het/u zou erkennen

wij/we zouden erkennen

jullie zouden erkennen

zij/ze zouden erkennen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben erkend

jij/je zou hebben erkend

hij/zij/het/u zou hebben erkend

wij/we zouden hebben erkend

jullie zouden hebben erkend

zij/ze zouden hebben erkend


gebiedende wijsimperative

jij/je erken

hij/zij/het/u erkent u

wij/we laten we erkennen

jullie erken



tegenwoordig deelwoord: erkennend

voltooid deelwoord: erkend