onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik importeer
jij/je importeert
hij/zij/het/u importeert
wij/we importeren
jullie importeren
zij/ze importeren
onvoltooid verleden tijdpast
ik importeerde
jij/je importeerde
hij/zij/het/u importeerde
wij/we importeerden
jullie importeerden
zij/ze importeerden
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb geïmporteerd
jij/je hebt geïmporteerd
hij/zij/het/u heeft geïmporteerd
wij/we hebben geïmporteerd
jullie hebben geïmporteerd
zij/ze hebben geïmporteerd
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had geïmporteerd
jij/je had geïmporteerd
hij/zij/het/u had geïmporteerd
wij/we hadden geïmporteerd
jullie hadden geïmporteerd
zij/ze hadden geïmporteerd
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal importeren
jij/je zult importeren
hij/zij/het/u zal importeren
wij/we zullen importeren
jullie zullen importeren
zij/ze zullen importeren
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben geïmporteerd
jij/je zult hebben geïmporteerd
hij/zij/het/u zal hebben geïmporteerd
wij/we zullen hebben geïmporteerd
jullie zullen hebben geïmporteerd
zij/ze zullen hebben geïmporteerd
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou importeren
jij/je zou importeren
hij/zij/het/u zou importeren
wij/we zouden importeren
jullie zouden importeren
zij/ze zouden importeren
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben geïmporteerd
jij/je zou hebben geïmporteerd
hij/zij/het/u zou hebben geïmporteerd
wij/we zouden hebben geïmporteerd
jullie zouden hebben geïmporteerd
zij/ze zouden hebben geïmporteerd
gebiedende wijsimperative
jij/je importeer
hij/zij/het/u importeert u
wij/we laten we importeren
jullie importeer
tegenwoordig deelwoord: importerend
voltooid deelwoord: geïmporteerd