Dutch Conjugations - INVESTEREN Hidden OG Image
  polytripper

  


investeren
   
- to invest

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
investeer
investeerde
heb geïnvesteerd
jij/je
investeert
investeerde
hebt geïnvesteerd
hij/zij/het/u
investeert
investeerde
heeft geïnvesteerd
wij/we
investeren
investeerden
hebben geïnvesteerd
jullie
investeren
investeerden
hebben geïnvesteerd
zij/ze
investeren
investeerden
hebben geïnvesteerd

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had geïnvesteerd
zal investeren
zal hebben geïnvesteerd
jij/je
had geïnvesteerd
zult investeren
zult hebben geïnvesteerd
hij/zij/het/u
had geïnvesteerd
zal investeren
zal hebben geïnvesteerd
wij/we
hadden geïnvesteerd
zullen investeren
zullen hebben geïnvesteerd
jullie
hadden geïnvesteerd
zullen investeren
zullen hebben geïnvesteerd
zij/ze
hadden geïnvesteerd
zullen investeren
zullen hebben geïnvesteerd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou investeren
zou hebben geïnvesteerd
--
jij/je
zou investeren
zou hebben geïnvesteerd
investeer
hij/zij/het/u
zou investeren
zou hebben geïnvesteerd
investeert u
wij/we
zouden investeren
zouden hebben geïnvesteerd
laten we investeren
jullie
zouden investeren
zouden hebben geïnvesteerd
investeer
zij/ze
zouden investeren
zouden hebben geïnvesteerd
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik investeer

jij/je investeert

hij/zij/het/u investeert

wij/we investeren

jullie investeren

zij/ze investeren


onvoltooid verleden tijdpast

ik investeerde

jij/je investeerde

hij/zij/het/u investeerde

wij/we investeerden

jullie investeerden

zij/ze investeerden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb geïnvesteerd

jij/je hebt geïnvesteerd

hij/zij/het/u heeft geïnvesteerd

wij/we hebben geïnvesteerd

jullie hebben geïnvesteerd

zij/ze hebben geïnvesteerd


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had geïnvesteerd

jij/je had geïnvesteerd

hij/zij/het/u had geïnvesteerd

wij/we hadden geïnvesteerd

jullie hadden geïnvesteerd

zij/ze hadden geïnvesteerd


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal investeren

jij/je zult investeren

hij/zij/het/u zal investeren

wij/we zullen investeren

jullie zullen investeren

zij/ze zullen investeren


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben geïnvesteerd

jij/je zult hebben geïnvesteerd

hij/zij/het/u zal hebben geïnvesteerd

wij/we zullen hebben geïnvesteerd

jullie zullen hebben geïnvesteerd

zij/ze zullen hebben geïnvesteerd


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou investeren

jij/je zou investeren

hij/zij/het/u zou investeren

wij/we zouden investeren

jullie zouden investeren

zij/ze zouden investeren


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben geïnvesteerd

jij/je zou hebben geïnvesteerd

hij/zij/het/u zou hebben geïnvesteerd

wij/we zouden hebben geïnvesteerd

jullie zouden hebben geïnvesteerd

zij/ze zouden hebben geïnvesteerd


gebiedende wijsimperative

jij/je investeer

hij/zij/het/u investeert u

wij/we laten we investeren

jullie investeer



tegenwoordig deelwoord: investerend

voltooid deelwoord: geïnvesteerd