onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik investeer
jij/je investeert
hij/zij/het/u investeert
wij/we investeren
jullie investeren
zij/ze investeren
onvoltooid verleden tijdpast
ik investeerde
jij/je investeerde
hij/zij/het/u investeerde
wij/we investeerden
jullie investeerden
zij/ze investeerden
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb geïnvesteerd
jij/je hebt geïnvesteerd
hij/zij/het/u heeft geïnvesteerd
wij/we hebben geïnvesteerd
jullie hebben geïnvesteerd
zij/ze hebben geïnvesteerd
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had geïnvesteerd
jij/je had geïnvesteerd
hij/zij/het/u had geïnvesteerd
wij/we hadden geïnvesteerd
jullie hadden geïnvesteerd
zij/ze hadden geïnvesteerd
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal investeren
jij/je zult investeren
hij/zij/het/u zal investeren
wij/we zullen investeren
jullie zullen investeren
zij/ze zullen investeren
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben geïnvesteerd
jij/je zult hebben geïnvesteerd
hij/zij/het/u zal hebben geïnvesteerd
wij/we zullen hebben geïnvesteerd
jullie zullen hebben geïnvesteerd
zij/ze zullen hebben geïnvesteerd
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou investeren
jij/je zou investeren
hij/zij/het/u zou investeren
wij/we zouden investeren
jullie zouden investeren
zij/ze zouden investeren
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben geïnvesteerd
jij/je zou hebben geïnvesteerd
hij/zij/het/u zou hebben geïnvesteerd
wij/we zouden hebben geïnvesteerd
jullie zouden hebben geïnvesteerd
zij/ze zouden hebben geïnvesteerd
gebiedende wijsimperative
jij/je investeer
hij/zij/het/u investeert u
wij/we laten we investeren
jullie investeer
tegenwoordig deelwoord: investerend
voltooid deelwoord: geïnvesteerd