Dutch Conjugations - JOKKEN Hidden OG Image
  polytripper

  


jokken
   
- to fib/tell a small lie

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
jok
jokte
heb gejokt
jij/je
jokt
jokte
hebt gejokt
hij/zij/het/u
jokt
jokte
heeft gejokt
wij/we
jokken
jokten
hebben gejokt
jullie
jokken
jokten
hebben gejokt
zij/ze
jokken
jokten
hebben gejokt

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had gejokt
zal jokken
zal hebben gejokt
jij/je
had gejokt
zult jokken
zult hebben gejokt
hij/zij/het/u
had gejokt
zal jokken
zal hebben gejokt
wij/we
hadden gejokt
zullen jokken
zullen hebben gejokt
jullie
hadden gejokt
zullen jokken
zullen hebben gejokt
zij/ze
hadden gejokt
zullen jokken
zullen hebben gejokt

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou jokken
zou hebben gejokt
--
jij/je
zou jokken
zou hebben gejokt
jok
hij/zij/het/u
zou jokken
zou hebben gejokt
jokt u
wij/we
zouden jokken
zouden hebben gejokt
laten we jokken
jullie
zouden jokken
zouden hebben gejokt
jok
zij/ze
zouden jokken
zouden hebben gejokt
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik jok

jij/je jokt

hij/zij/het/u jokt

wij/we jokken

jullie jokken

zij/ze jokken


onvoltooid verleden tijdpast

ik jokte

jij/je jokte

hij/zij/het/u jokte

wij/we jokten

jullie jokten

zij/ze jokten


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb gejokt

jij/je hebt gejokt

hij/zij/het/u heeft gejokt

wij/we hebben gejokt

jullie hebben gejokt

zij/ze hebben gejokt


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had gejokt

jij/je had gejokt

hij/zij/het/u had gejokt

wij/we hadden gejokt

jullie hadden gejokt

zij/ze hadden gejokt


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal jokken

jij/je zult jokken

hij/zij/het/u zal jokken

wij/we zullen jokken

jullie zullen jokken

zij/ze zullen jokken


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben gejokt

jij/je zult hebben gejokt

hij/zij/het/u zal hebben gejokt

wij/we zullen hebben gejokt

jullie zullen hebben gejokt

zij/ze zullen hebben gejokt


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou jokken

jij/je zou jokken

hij/zij/het/u zou jokken

wij/we zouden jokken

jullie zouden jokken

zij/ze zouden jokken


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben gejokt

jij/je zou hebben gejokt

hij/zij/het/u zou hebben gejokt

wij/we zouden hebben gejokt

jullie zouden hebben gejokt

zij/ze zouden hebben gejokt


gebiedende wijsimperative

jij/je jok

hij/zij/het/u jokt u

wij/we laten we jokken

jullie jok



tegenwoordig deelwoord: jokkend

voltooid deelwoord: gejokt