onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik knijp
jij/je knijpt
hij/zij/het/u knijpt
wij/we knijpen
jullie knijpen
zij/ze knijpen
onvoltooid verleden tijdpast
ik kneep
jij/je kneep
hij/zij/het/u kneep
wij/we knepen
jullie knepen
zij/ze knepen
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb geknepen
jij/je hebt geknepen
hij/zij/het/u heeft geknepen
wij/we hebben geknepen
jullie hebben geknepen
zij/ze hebben geknepen
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had geknepen
jij/je had geknepen
hij/zij/het/u had geknepen
wij/we hadden geknepen
jullie hadden geknepen
zij/ze hadden geknepen
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal knijpen
jij/je zult knijpen
hij/zij/het/u zal knijpen
wij/we zullen knijpen
jullie zullen knijpen
zij/ze zullen knijpen
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben geknepen
jij/je zult hebben geknepen
hij/zij/het/u zal hebben geknepen
wij/we zullen hebben geknepen
jullie zullen hebben geknepen
zij/ze zullen hebben geknepen
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou knijpen
jij/je zou knijpen
hij/zij/het/u zou knijpen
wij/we zouden knijpen
jullie zouden knijpen
zij/ze zouden knijpen
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben geknepen
jij/je zou hebben geknepen
hij/zij/het/u zou hebben geknepen
wij/we zouden hebben geknepen
jullie zouden hebben geknepen
zij/ze zouden hebben geknepen
gebiedende wijsimperative
jij/je knijp
hij/zij/het/u knijpt
wij/we laten we knijpen
jullie knijp
tegenwoordig deelwoord: knijpend
voltooid deelwoord: geknepen