Dutch Conjugations - KNIJPEN Hidden OG Image
  polytripper

  


knijpen
   
- to pinch

strong (sterk) aux: hebben kneep — geknepen



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
knijp
kneep
heb geknepen
jij/je
knijpt
kneep
hebt geknepen
hij/zij/het/u
knijpt
kneep
heeft geknepen
wij/we
knijpen
knepen
hebben geknepen
jullie
knijpen
knepen
hebben geknepen
zij/ze
knijpen
knepen
hebben geknepen

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had geknepen
zal knijpen
zal hebben geknepen
jij/je
had geknepen
zult knijpen
zult hebben geknepen
hij/zij/het/u
had geknepen
zal knijpen
zal hebben geknepen
wij/we
hadden geknepen
zullen knijpen
zullen hebben geknepen
jullie
hadden geknepen
zullen knijpen
zullen hebben geknepen
zij/ze
hadden geknepen
zullen knijpen
zullen hebben geknepen

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou knijpen
zou hebben geknepen
--
jij/je
zou knijpen
zou hebben geknepen
knijp
hij/zij/het/u
zou knijpen
zou hebben geknepen
knijpt
wij/we
zouden knijpen
zouden hebben geknepen
laten we knijpen
jullie
zouden knijpen
zouden hebben geknepen
knijp
zij/ze
zouden knijpen
zouden hebben geknepen
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik knijp

jij/je knijpt

hij/zij/het/u knijpt

wij/we knijpen

jullie knijpen

zij/ze knijpen


onvoltooid verleden tijdpast

ik kneep

jij/je kneep

hij/zij/het/u kneep

wij/we knepen

jullie knepen

zij/ze knepen


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb geknepen

jij/je hebt geknepen

hij/zij/het/u heeft geknepen

wij/we hebben geknepen

jullie hebben geknepen

zij/ze hebben geknepen


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had geknepen

jij/je had geknepen

hij/zij/het/u had geknepen

wij/we hadden geknepen

jullie hadden geknepen

zij/ze hadden geknepen


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal knijpen

jij/je zult knijpen

hij/zij/het/u zal knijpen

wij/we zullen knijpen

jullie zullen knijpen

zij/ze zullen knijpen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben geknepen

jij/je zult hebben geknepen

hij/zij/het/u zal hebben geknepen

wij/we zullen hebben geknepen

jullie zullen hebben geknepen

zij/ze zullen hebben geknepen


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou knijpen

jij/je zou knijpen

hij/zij/het/u zou knijpen

wij/we zouden knijpen

jullie zouden knijpen

zij/ze zouden knijpen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben geknepen

jij/je zou hebben geknepen

hij/zij/het/u zou hebben geknepen

wij/we zouden hebben geknepen

jullie zouden hebben geknepen

zij/ze zouden hebben geknepen


gebiedende wijsimperative

jij/je knijp

hij/zij/het/u knijpt

wij/we laten we knijpen

jullie knijp



tegenwoordig deelwoord: knijpend

voltooid deelwoord: geknepen