Dutch Conjugations - KNIPPEREN Hidden OG Image
  polytripper

  


knipperen
   
- to blink/flash

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
knipper
knipperde
heb geknipperd
jij/je
knippert
knipperde
hebt geknipperd
hij/zij/het/u
knippert
knipperde
heeft geknipperd
wij/we
knipperen
knipperden
hebben geknipperd
jullie
knipperen
knipperden
hebben geknipperd
zij/ze
knipperen
knipperden
hebben geknipperd

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had geknipperd
zal knipperen
zal hebben geknipperd
jij/je
had geknipperd
zult knipperen
zult hebben geknipperd
hij/zij/het/u
had geknipperd
zal knipperen
zal hebben geknipperd
wij/we
hadden geknipperd
zullen knipperen
zullen hebben geknipperd
jullie
hadden geknipperd
zullen knipperen
zullen hebben geknipperd
zij/ze
hadden geknipperd
zullen knipperen
zullen hebben geknipperd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou knipperen
zou hebben geknipperd
--
jij/je
zou knipperen
zou hebben geknipperd
knipper
hij/zij/het/u
zou knipperen
zou hebben geknipperd
knippert u
wij/we
zouden knipperen
zouden hebben geknipperd
laten we knipperen
jullie
zouden knipperen
zouden hebben geknipperd
knipper
zij/ze
zouden knipperen
zouden hebben geknipperd
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik knipper

jij/je knippert

hij/zij/het/u knippert

wij/we knipperen

jullie knipperen

zij/ze knipperen


onvoltooid verleden tijdpast

ik knipperde

jij/je knipperde

hij/zij/het/u knipperde

wij/we knipperden

jullie knipperden

zij/ze knipperden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb geknipperd

jij/je hebt geknipperd

hij/zij/het/u heeft geknipperd

wij/we hebben geknipperd

jullie hebben geknipperd

zij/ze hebben geknipperd


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had geknipperd

jij/je had geknipperd

hij/zij/het/u had geknipperd

wij/we hadden geknipperd

jullie hadden geknipperd

zij/ze hadden geknipperd


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal knipperen

jij/je zult knipperen

hij/zij/het/u zal knipperen

wij/we zullen knipperen

jullie zullen knipperen

zij/ze zullen knipperen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben geknipperd

jij/je zult hebben geknipperd

hij/zij/het/u zal hebben geknipperd

wij/we zullen hebben geknipperd

jullie zullen hebben geknipperd

zij/ze zullen hebben geknipperd


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou knipperen

jij/je zou knipperen

hij/zij/het/u zou knipperen

wij/we zouden knipperen

jullie zouden knipperen

zij/ze zouden knipperen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben geknipperd

jij/je zou hebben geknipperd

hij/zij/het/u zou hebben geknipperd

wij/we zouden hebben geknipperd

jullie zouden hebben geknipperd

zij/ze zouden hebben geknipperd


gebiedende wijsimperative

jij/je knipper

hij/zij/het/u knippert u

wij/we laten we knipperen

jullie knipper



tegenwoordig deelwoord: knipperend

voltooid deelwoord: geknipperd