Dutch Conjugations - KOMEN Hidden OG Image
  polytripper

  


komen
   
- to come

strong (sterk) aux: zijn kwam — gekomen



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
kom
kwam
ben gekomen
jij/je
komt
kwam
bent gekomen
hij/zij/het/u
komt
kwam
is gekomen
wij/we
komen
kwamen
zijn gekomen
jullie
komen
kwamen
zijn gekomen
zij/ze
komen
kwamen
zijn gekomen

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
was gekomen
zal komen
zal zijn gekomen
jij/je
was gekomen
zult komen
zult zijn gekomen
hij/zij/het/u
was gekomen
zal komen
zal zijn gekomen
wij/we
waren gekomen
zullen komen
zullen zijn gekomen
jullie
waren gekomen
zullen komen
zullen zijn gekomen
zij/ze
waren gekomen
zullen komen
zullen zijn gekomen

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou komen
zou zijn gekomen
--
jij/je
zou komen
zou zijn gekomen
kom
hij/zij/het/u
zou komen
zou zijn gekomen
komt
wij/we
zouden komen
zouden zijn gekomen
laten we komen
jullie
zouden komen
zouden zijn gekomen
kom
zij/ze
zouden komen
zouden zijn gekomen
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik kom

jij/je komt

hij/zij/het/u komt

wij/we komen

jullie komen

zij/ze komen


onvoltooid verleden tijdpast

ik kwam

jij/je kwam

hij/zij/het/u kwam

wij/we kwamen

jullie kwamen

zij/ze kwamen


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik ben gekomen

jij/je bent gekomen

hij/zij/het/u is gekomen

wij/we zijn gekomen

jullie zijn gekomen

zij/ze zijn gekomen


voltooid verleden tijdpast perfect

ik was gekomen

jij/je was gekomen

hij/zij/het/u was gekomen

wij/we waren gekomen

jullie waren gekomen

zij/ze waren gekomen


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal komen

jij/je zult komen

hij/zij/het/u zal komen

wij/we zullen komen

jullie zullen komen

zij/ze zullen komen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal zijn gekomen

jij/je zult zijn gekomen

hij/zij/het/u zal zijn gekomen

wij/we zullen zijn gekomen

jullie zullen zijn gekomen

zij/ze zullen zijn gekomen


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou komen

jij/je zou komen

hij/zij/het/u zou komen

wij/we zouden komen

jullie zouden komen

zij/ze zouden komen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou zijn gekomen

jij/je zou zijn gekomen

hij/zij/het/u zou zijn gekomen

wij/we zouden zijn gekomen

jullie zouden zijn gekomen

zij/ze zouden zijn gekomen


gebiedende wijsimperative

jij/je kom

hij/zij/het/u komt

wij/we laten we komen

jullie kom



tegenwoordig deelwoord: komend

voltooid deelwoord: gekomen