Dutch Conjugations - KOSTEN Hidden OG Image
  polytripper

  


kosten
   
- to cost

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
kost
kostte
heb gekost
jij/je
kost
kostte
hebt gekost
hij/zij/het/u
kost
kostte
heeft gekost
wij/we
kosten
kostten
hebben gekost
jullie
kosten
kostten
hebben gekost
zij/ze
kosten
kostten
hebben gekost

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had gekost
zal kosten
zal hebben gekost
jij/je
had gekost
zult kosten
zult hebben gekost
hij/zij/het/u
had gekost
zal kosten
zal hebben gekost
wij/we
hadden gekost
zullen kosten
zullen hebben gekost
jullie
hadden gekost
zullen kosten
zullen hebben gekost
zij/ze
hadden gekost
zullen kosten
zullen hebben gekost

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou kosten
zou hebben gekost
--
jij/je
zou kosten
zou hebben gekost
--
hij/zij/het/u
zou kosten
zou hebben gekost
--
wij/we
zouden kosten
zouden hebben gekost
--
jullie
zouden kosten
zouden hebben gekost
--
zij/ze
zouden kosten
zouden hebben gekost
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik kost

jij/je kost

hij/zij/het/u kost

wij/we kosten

jullie kosten

zij/ze kosten


onvoltooid verleden tijdpast

ik kostte

jij/je kostte

hij/zij/het/u kostte

wij/we kostten

jullie kostten

zij/ze kostten


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb gekost

jij/je hebt gekost

hij/zij/het/u heeft gekost

wij/we hebben gekost

jullie hebben gekost

zij/ze hebben gekost


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had gekost

jij/je had gekost

hij/zij/het/u had gekost

wij/we hadden gekost

jullie hadden gekost

zij/ze hadden gekost


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal kosten

jij/je zult kosten

hij/zij/het/u zal kosten

wij/we zullen kosten

jullie zullen kosten

zij/ze zullen kosten


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben gekost

jij/je zult hebben gekost

hij/zij/het/u zal hebben gekost

wij/we zullen hebben gekost

jullie zullen hebben gekost

zij/ze zullen hebben gekost


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou kosten

jij/je zou kosten

hij/zij/het/u zou kosten

wij/we zouden kosten

jullie zouden kosten

zij/ze zouden kosten


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben gekost

jij/je zou hebben gekost

hij/zij/het/u zou hebben gekost

wij/we zouden hebben gekost

jullie zouden hebben gekost

zij/ze zouden hebben gekost


gebiedende wijsimperative



tegenwoordig deelwoord: kostend

voltooid deelwoord: gekost