Dutch Conjugations - KRIMPEN Hidden OG Image
  polytripper

  


krimpen
   
- to shrink

strong (sterk) aux: zijn kromp — gekrompen



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
krimp
kromp
ben gekrompen
jij/je
krimpt
kromp
bent gekrompen
hij/zij/het/u
krimpt
kromp
is gekrompen
wij/we
krimpen
krompen
zijn gekrompen
jullie
krimpen
krompen
zijn gekrompen
zij/ze
krimpen
krompen
zijn gekrompen

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
was gekrompen
zal krimpen
zal zijn gekrompen
jij/je
was gekrompen
zult krimpen
zult zijn gekrompen
hij/zij/het/u
was gekrompen
zal krimpen
zal zijn gekrompen
wij/we
waren gekrompen
zullen krimpen
zullen zijn gekrompen
jullie
waren gekrompen
zullen krimpen
zullen zijn gekrompen
zij/ze
waren gekrompen
zullen krimpen
zullen zijn gekrompen

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou krimpen
zou zijn gekrompen
--
jij/je
zou krimpen
zou zijn gekrompen
krimp
hij/zij/het/u
zou krimpen
zou zijn gekrompen
krimpt
wij/we
zouden krimpen
zouden zijn gekrompen
laten we krimpen
jullie
zouden krimpen
zouden zijn gekrompen
krimp
zij/ze
zouden krimpen
zouden zijn gekrompen
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik krimp

jij/je krimpt

hij/zij/het/u krimpt

wij/we krimpen

jullie krimpen

zij/ze krimpen


onvoltooid verleden tijdpast

ik kromp

jij/je kromp

hij/zij/het/u kromp

wij/we krompen

jullie krompen

zij/ze krompen


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik ben gekrompen

jij/je bent gekrompen

hij/zij/het/u is gekrompen

wij/we zijn gekrompen

jullie zijn gekrompen

zij/ze zijn gekrompen


voltooid verleden tijdpast perfect

ik was gekrompen

jij/je was gekrompen

hij/zij/het/u was gekrompen

wij/we waren gekrompen

jullie waren gekrompen

zij/ze waren gekrompen


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal krimpen

jij/je zult krimpen

hij/zij/het/u zal krimpen

wij/we zullen krimpen

jullie zullen krimpen

zij/ze zullen krimpen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal zijn gekrompen

jij/je zult zijn gekrompen

hij/zij/het/u zal zijn gekrompen

wij/we zullen zijn gekrompen

jullie zullen zijn gekrompen

zij/ze zullen zijn gekrompen


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou krimpen

jij/je zou krimpen

hij/zij/het/u zou krimpen

wij/we zouden krimpen

jullie zouden krimpen

zij/ze zouden krimpen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou zijn gekrompen

jij/je zou zijn gekrompen

hij/zij/het/u zou zijn gekrompen

wij/we zouden zijn gekrompen

jullie zouden zijn gekrompen

zij/ze zouden zijn gekrompen


gebiedende wijsimperative

jij/je krimp

hij/zij/het/u krimpt

wij/we laten we krimpen

jullie krimp



tegenwoordig deelwoord: krimpend

voltooid deelwoord: gekrompen