Dutch Conjugations - KWEKEN Hidden OG Image
  polytripper

  


kweken
   
- to cultivate/grow/breed

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
kweek
kweekte
heb gekweekt
jij/je
kweekt
kweekte
hebt gekweekt
hij/zij/het/u
kweekt
kweekte
heeft gekweekt
wij/we
kweken
kweekten
hebben gekweekt
jullie
kweken
kweekten
hebben gekweekt
zij/ze
kweken
kweekten
hebben gekweekt

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had gekweekt
zal kweken
zal hebben gekweekt
jij/je
had gekweekt
zult kweken
zult hebben gekweekt
hij/zij/het/u
had gekweekt
zal kweken
zal hebben gekweekt
wij/we
hadden gekweekt
zullen kweken
zullen hebben gekweekt
jullie
hadden gekweekt
zullen kweken
zullen hebben gekweekt
zij/ze
hadden gekweekt
zullen kweken
zullen hebben gekweekt

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou kweken
zou hebben gekweekt
--
jij/je
zou kweken
zou hebben gekweekt
kweek
hij/zij/het/u
zou kweken
zou hebben gekweekt
kweekt u
wij/we
zouden kweken
zouden hebben gekweekt
laten we kweken
jullie
zouden kweken
zouden hebben gekweekt
kweek
zij/ze
zouden kweken
zouden hebben gekweekt
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik kweek

jij/je kweekt

hij/zij/het/u kweekt

wij/we kweken

jullie kweken

zij/ze kweken


onvoltooid verleden tijdpast

ik kweekte

jij/je kweekte

hij/zij/het/u kweekte

wij/we kweekten

jullie kweekten

zij/ze kweekten


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb gekweekt

jij/je hebt gekweekt

hij/zij/het/u heeft gekweekt

wij/we hebben gekweekt

jullie hebben gekweekt

zij/ze hebben gekweekt


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had gekweekt

jij/je had gekweekt

hij/zij/het/u had gekweekt

wij/we hadden gekweekt

jullie hadden gekweekt

zij/ze hadden gekweekt


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal kweken

jij/je zult kweken

hij/zij/het/u zal kweken

wij/we zullen kweken

jullie zullen kweken

zij/ze zullen kweken


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben gekweekt

jij/je zult hebben gekweekt

hij/zij/het/u zal hebben gekweekt

wij/we zullen hebben gekweekt

jullie zullen hebben gekweekt

zij/ze zullen hebben gekweekt


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou kweken

jij/je zou kweken

hij/zij/het/u zou kweken

wij/we zouden kweken

jullie zouden kweken

zij/ze zouden kweken


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben gekweekt

jij/je zou hebben gekweekt

hij/zij/het/u zou hebben gekweekt

wij/we zouden hebben gekweekt

jullie zouden hebben gekweekt

zij/ze zouden hebben gekweekt


gebiedende wijsimperative

jij/je kweek

hij/zij/het/u kweekt u

wij/we laten we kweken

jullie kweek



tegenwoordig deelwoord: kwekend

voltooid deelwoord: gekweekt