onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik kwets
jij/je kwetst
hij/zij/het/u kwetst
wij/we kwetsen
jullie kwetsen
zij/ze kwetsen
onvoltooid verleden tijdpast
ik kwetste
jij/je kwetste
hij/zij/het/u kwetste
wij/we kwetsten
jullie kwetsten
zij/ze kwetsten
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb gekwetst
jij/je hebt gekwetst
hij/zij/het/u heeft gekwetst
wij/we hebben gekwetst
jullie hebben gekwetst
zij/ze hebben gekwetst
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had gekwetst
jij/je had gekwetst
hij/zij/het/u had gekwetst
wij/we hadden gekwetst
jullie hadden gekwetst
zij/ze hadden gekwetst
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal kwetsen
jij/je zult kwetsen
hij/zij/het/u zal kwetsen
wij/we zullen kwetsen
jullie zullen kwetsen
zij/ze zullen kwetsen
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben gekwetst
jij/je zult hebben gekwetst
hij/zij/het/u zal hebben gekwetst
wij/we zullen hebben gekwetst
jullie zullen hebben gekwetst
zij/ze zullen hebben gekwetst
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou kwetsen
jij/je zou kwetsen
hij/zij/het/u zou kwetsen
wij/we zouden kwetsen
jullie zouden kwetsen
zij/ze zouden kwetsen
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben gekwetst
jij/je zou hebben gekwetst
hij/zij/het/u zou hebben gekwetst
wij/we zouden hebben gekwetst
jullie zouden hebben gekwetst
zij/ze zouden hebben gekwetst
gebiedende wijsimperative
jij/je kwets
hij/zij/het/u kwetst u
wij/we laten we kwetsen
jullie kwets
tegenwoordig deelwoord: kwetsend
voltooid deelwoord: gekwetst