Dutch Conjugations - LIKKEN Hidden OG Image
  polytripper

  


(zich) likken
   
- to lick

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
lik
likte
heb gelikt
jij/je
likt
likte
hebt gelikt
hij/zij/het/u
likt
likte
heeft gelikt
wij/we
likken
likten
hebben gelikt
jullie
likken
likten
hebben gelikt
zij/ze
likken
likten
hebben gelikt

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had gelikt
zal likken
zal hebben gelikt
jij/je
had gelikt
zult likken
zult hebben gelikt
hij/zij/het/u
had gelikt
zal likken
zal hebben gelikt
wij/we
hadden gelikt
zullen likken
zullen hebben gelikt
jullie
hadden gelikt
zullen likken
zullen hebben gelikt
zij/ze
hadden gelikt
zullen likken
zullen hebben gelikt

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou likken
zou hebben gelikt
--
jij/je
zou likken
zou hebben gelikt
lik
hij/zij/het/u
zou likken
zou hebben gelikt
likt u
wij/we
zouden likken
zouden hebben gelikt
laten we likken
jullie
zouden likken
zouden hebben gelikt
lik
zij/ze
zouden likken
zouden hebben gelikt
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik lik

jij/je likt

hij/zij/het/u likt

wij/we likken

jullie likken

zij/ze likken


onvoltooid verleden tijdpast

ik likte

jij/je likte

hij/zij/het/u likte

wij/we likten

jullie likten

zij/ze likten


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb gelikt

jij/je hebt gelikt

hij/zij/het/u heeft gelikt

wij/we hebben gelikt

jullie hebben gelikt

zij/ze hebben gelikt


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had gelikt

jij/je had gelikt

hij/zij/het/u had gelikt

wij/we hadden gelikt

jullie hadden gelikt

zij/ze hadden gelikt


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal likken

jij/je zult likken

hij/zij/het/u zal likken

wij/we zullen likken

jullie zullen likken

zij/ze zullen likken


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben gelikt

jij/je zult hebben gelikt

hij/zij/het/u zal hebben gelikt

wij/we zullen hebben gelikt

jullie zullen hebben gelikt

zij/ze zullen hebben gelikt


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou likken

jij/je zou likken

hij/zij/het/u zou likken

wij/we zouden likken

jullie zouden likken

zij/ze zouden likken


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben gelikt

jij/je zou hebben gelikt

hij/zij/het/u zou hebben gelikt

wij/we zouden hebben gelikt

jullie zouden hebben gelikt

zij/ze zouden hebben gelikt


gebiedende wijsimperative

jij/je lik

hij/zij/het/u likt u

wij/we laten we likken

jullie lik



tegenwoordig deelwoord: likkend

voltooid deelwoord: gelikt