Dutch Conjugations - LONEN Hidden OG Image
  polytripper

  


lonen
   
- to pay off/be worthwhile

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
loon
loonde
heb geloond
jij/je
loont
loonde
hebt geloond
hij/zij/het/u
loont
loonde
heeft geloond
wij/we
lonen
loonden
hebben geloond
jullie
lonen
loonden
hebben geloond
zij/ze
lonen
loonden
hebben geloond

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had geloond
zal lonen
zal hebben geloond
jij/je
had geloond
zult lonen
zult hebben geloond
hij/zij/het/u
had geloond
zal lonen
zal hebben geloond
wij/we
hadden geloond
zullen lonen
zullen hebben geloond
jullie
hadden geloond
zullen lonen
zullen hebben geloond
zij/ze
hadden geloond
zullen lonen
zullen hebben geloond

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou lonen
zou hebben geloond
--
jij/je
zou lonen
zou hebben geloond
loon
hij/zij/het/u
zou lonen
zou hebben geloond
loont u
wij/we
zouden lonen
zouden hebben geloond
laten we lonen
jullie
zouden lonen
zouden hebben geloond
loon
zij/ze
zouden lonen
zouden hebben geloond
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik loon

jij/je loont

hij/zij/het/u loont

wij/we lonen

jullie lonen

zij/ze lonen


onvoltooid verleden tijdpast

ik loonde

jij/je loonde

hij/zij/het/u loonde

wij/we loonden

jullie loonden

zij/ze loonden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb geloond

jij/je hebt geloond

hij/zij/het/u heeft geloond

wij/we hebben geloond

jullie hebben geloond

zij/ze hebben geloond


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had geloond

jij/je had geloond

hij/zij/het/u had geloond

wij/we hadden geloond

jullie hadden geloond

zij/ze hadden geloond


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal lonen

jij/je zult lonen

hij/zij/het/u zal lonen

wij/we zullen lonen

jullie zullen lonen

zij/ze zullen lonen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben geloond

jij/je zult hebben geloond

hij/zij/het/u zal hebben geloond

wij/we zullen hebben geloond

jullie zullen hebben geloond

zij/ze zullen hebben geloond


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou lonen

jij/je zou lonen

hij/zij/het/u zou lonen

wij/we zouden lonen

jullie zouden lonen

zij/ze zouden lonen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben geloond

jij/je zou hebben geloond

hij/zij/het/u zou hebben geloond

wij/we zouden hebben geloond

jullie zouden hebben geloond

zij/ze zouden hebben geloond


gebiedende wijsimperative

jij/je loon

hij/zij/het/u loont u

wij/we laten we lonen

jullie loon



tegenwoordig deelwoord: lonend

voltooid deelwoord: geloond