Dutch Conjugations - MISSEN Hidden OG Image
  polytripper

  


missen
   
- to miss

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
mis
miste
heb gemist
jij/je
mist
miste
hebt gemist
hij/zij/het/u
mist
miste
heeft gemist
wij/we
missen
misten
hebben gemist
jullie
missen
misten
hebben gemist
zij/ze
missen
misten
hebben gemist

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had gemist
zal missen
zal hebben gemist
jij/je
had gemist
zult missen
zult hebben gemist
hij/zij/het/u
had gemist
zal missen
zal hebben gemist
wij/we
hadden gemist
zullen missen
zullen hebben gemist
jullie
hadden gemist
zullen missen
zullen hebben gemist
zij/ze
hadden gemist
zullen missen
zullen hebben gemist

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou missen
zou hebben gemist
--
jij/je
zou missen
zou hebben gemist
mis
hij/zij/het/u
zou missen
zou hebben gemist
mist u
wij/we
zouden missen
zouden hebben gemist
laten we missen
jullie
zouden missen
zouden hebben gemist
mis
zij/ze
zouden missen
zouden hebben gemist
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik mis

jij/je mist

hij/zij/het/u mist

wij/we missen

jullie missen

zij/ze missen


onvoltooid verleden tijdpast

ik miste

jij/je miste

hij/zij/het/u miste

wij/we misten

jullie misten

zij/ze misten


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb gemist

jij/je hebt gemist

hij/zij/het/u heeft gemist

wij/we hebben gemist

jullie hebben gemist

zij/ze hebben gemist


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had gemist

jij/je had gemist

hij/zij/het/u had gemist

wij/we hadden gemist

jullie hadden gemist

zij/ze hadden gemist


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal missen

jij/je zult missen

hij/zij/het/u zal missen

wij/we zullen missen

jullie zullen missen

zij/ze zullen missen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben gemist

jij/je zult hebben gemist

hij/zij/het/u zal hebben gemist

wij/we zullen hebben gemist

jullie zullen hebben gemist

zij/ze zullen hebben gemist


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou missen

jij/je zou missen

hij/zij/het/u zou missen

wij/we zouden missen

jullie zouden missen

zij/ze zouden missen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben gemist

jij/je zou hebben gemist

hij/zij/het/u zou hebben gemist

wij/we zouden hebben gemist

jullie zouden hebben gemist

zij/ze zouden hebben gemist


gebiedende wijsimperative

jij/je mis

hij/zij/het/u mist u

wij/we laten we missen

jullie mis



tegenwoordig deelwoord: missend

voltooid deelwoord: gemist