Dutch Conjugations - SLAGEN Hidden OG Image
  polytripper

  


slagen
   
- to succeed/pass

weak (zwak) regular aux: zijn



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
slaag
slaagde
ben geslaagd
jij/je
slaagt
slaagde
bent geslaagd
hij/zij/het/u
slaagt
slaagde
is geslaagd
wij/we
slagen
slaagden
zijn geslaagd
jullie
slagen
slaagden
zijn geslaagd
zij/ze
slagen
slaagden
zijn geslaagd

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
was geslaagd
zal slagen
zal zijn geslaagd
jij/je
was geslaagd
zult slagen
zult zijn geslaagd
hij/zij/het/u
was geslaagd
zal slagen
zal zijn geslaagd
wij/we
waren geslaagd
zullen slagen
zullen zijn geslaagd
jullie
waren geslaagd
zullen slagen
zullen zijn geslaagd
zij/ze
waren geslaagd
zullen slagen
zullen zijn geslaagd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou slagen
zou zijn geslaagd
--
jij/je
zou slagen
zou zijn geslaagd
slaag
hij/zij/het/u
zou slagen
zou zijn geslaagd
slaagt u
wij/we
zouden slagen
zouden zijn geslaagd
laten we slagen
jullie
zouden slagen
zouden zijn geslaagd
slaag
zij/ze
zouden slagen
zouden zijn geslaagd
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik slaag

jij/je slaagt

hij/zij/het/u slaagt

wij/we slagen

jullie slagen

zij/ze slagen


onvoltooid verleden tijdpast

ik slaagde

jij/je slaagde

hij/zij/het/u slaagde

wij/we slaagden

jullie slaagden

zij/ze slaagden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik ben geslaagd

jij/je bent geslaagd

hij/zij/het/u is geslaagd

wij/we zijn geslaagd

jullie zijn geslaagd

zij/ze zijn geslaagd


voltooid verleden tijdpast perfect

ik was geslaagd

jij/je was geslaagd

hij/zij/het/u was geslaagd

wij/we waren geslaagd

jullie waren geslaagd

zij/ze waren geslaagd


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal slagen

jij/je zult slagen

hij/zij/het/u zal slagen

wij/we zullen slagen

jullie zullen slagen

zij/ze zullen slagen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal zijn geslaagd

jij/je zult zijn geslaagd

hij/zij/het/u zal zijn geslaagd

wij/we zullen zijn geslaagd

jullie zullen zijn geslaagd

zij/ze zullen zijn geslaagd


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou slagen

jij/je zou slagen

hij/zij/het/u zou slagen

wij/we zouden slagen

jullie zouden slagen

zij/ze zouden slagen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou zijn geslaagd

jij/je zou zijn geslaagd

hij/zij/het/u zou zijn geslaagd

wij/we zouden zijn geslaagd

jullie zouden zijn geslaagd

zij/ze zouden zijn geslaagd


gebiedende wijsimperative

jij/je slaag

hij/zij/het/u slaagt u

wij/we laten we slagen

jullie slaag



tegenwoordig deelwoord: slagend

voltooid deelwoord: geslaagd