Dutch Conjugations - STUREN Hidden OG Image
  polytripper

  


sturen
   
- to send/steer

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
stuur
stuurde
heb gestuurd
jij/je
stuurt
stuurde
hebt gestuurd
hij/zij/het/u
stuurt
stuurde
heeft gestuurd
wij/we
sturen
stuurden
hebben gestuurd
jullie
sturen
stuurden
hebben gestuurd
zij/ze
sturen
stuurden
hebben gestuurd

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had gestuurd
zal sturen
zal hebben gestuurd
jij/je
had gestuurd
zult sturen
zult hebben gestuurd
hij/zij/het/u
had gestuurd
zal sturen
zal hebben gestuurd
wij/we
hadden gestuurd
zullen sturen
zullen hebben gestuurd
jullie
hadden gestuurd
zullen sturen
zullen hebben gestuurd
zij/ze
hadden gestuurd
zullen sturen
zullen hebben gestuurd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou sturen
zou hebben gestuurd
--
jij/je
zou sturen
zou hebben gestuurd
stuur
hij/zij/het/u
zou sturen
zou hebben gestuurd
stuurt u
wij/we
zouden sturen
zouden hebben gestuurd
laten we sturen
jullie
zouden sturen
zouden hebben gestuurd
stuur
zij/ze
zouden sturen
zouden hebben gestuurd
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik stuur

jij/je stuurt

hij/zij/het/u stuurt

wij/we sturen

jullie sturen

zij/ze sturen


onvoltooid verleden tijdpast

ik stuurde

jij/je stuurde

hij/zij/het/u stuurde

wij/we stuurden

jullie stuurden

zij/ze stuurden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb gestuurd

jij/je hebt gestuurd

hij/zij/het/u heeft gestuurd

wij/we hebben gestuurd

jullie hebben gestuurd

zij/ze hebben gestuurd


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had gestuurd

jij/je had gestuurd

hij/zij/het/u had gestuurd

wij/we hadden gestuurd

jullie hadden gestuurd

zij/ze hadden gestuurd


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal sturen

jij/je zult sturen

hij/zij/het/u zal sturen

wij/we zullen sturen

jullie zullen sturen

zij/ze zullen sturen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben gestuurd

jij/je zult hebben gestuurd

hij/zij/het/u zal hebben gestuurd

wij/we zullen hebben gestuurd

jullie zullen hebben gestuurd

zij/ze zullen hebben gestuurd


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou sturen

jij/je zou sturen

hij/zij/het/u zou sturen

wij/we zouden sturen

jullie zouden sturen

zij/ze zouden sturen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben gestuurd

jij/je zou hebben gestuurd

hij/zij/het/u zou hebben gestuurd

wij/we zouden hebben gestuurd

jullie zouden hebben gestuurd

zij/ze zouden hebben gestuurd


gebiedende wijsimperative

jij/je stuur

hij/zij/het/u stuurt u

wij/we laten we sturen

jullie stuur



tegenwoordig deelwoord: sturend

voltooid deelwoord: gestuurd