Dutch Conjugations - VERDWIJNEN Hidden OG Image
  polytripper

  


verdwijnen
   
- to disappear

strong (sterk) aux: zijn verdween — verdwenen



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
verschijn
verdween
ben verdwenen
jij/je
verdwijnt
verdween
bent verdwenen
hij/zij/het/u
verdwijnt
verdween
is verdwenen
wij/we
verdwijnen
verdwenen
zijn verdwenen
jullie
verdwijnen
verdwenen
zijn verdwenen
zij/ze
verdwijnen
verdwenen
zijn verdwenen

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
was verdwenen
zal verdwijnen
zal zijn verdwenen
jij/je
was verdwenen
zult verdwijnen
zult zijn verdwenen
hij/zij/het/u
was verdwenen
zal verdwijnen
zal zijn verdwenen
wij/we
waren verdwenen
zullen verdwijnen
zullen zijn verdwenen
jullie
waren verdwenen
zullen verdwijnen
zullen zijn verdwenen
zij/ze
waren verdwenen
zullen verdwijnen
zullen zijn verdwenen

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou verdwijnen
zou zijn verdwenen
--
jij/je
zou verdwijnen
zou zijn verdwenen
verdwijn
hij/zij/het/u
zou verdwijnen
zou zijn verdwenen
verdwijnt
wij/we
zouden verdwijnen
zouden zijn verdwenen
laten we verdwijnen
jullie
zouden verdwijnen
zouden zijn verdwenen
verdwijn
zij/ze
zouden verdwijnen
zouden zijn verdwenen
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik verschijn

jij/je verdwijnt

hij/zij/het/u verdwijnt

wij/we verdwijnen

jullie verdwijnen

zij/ze verdwijnen


onvoltooid verleden tijdpast

ik verdween

jij/je verdween

hij/zij/het/u verdween

wij/we verdwenen

jullie verdwenen

zij/ze verdwenen


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik ben verdwenen

jij/je bent verdwenen

hij/zij/het/u is verdwenen

wij/we zijn verdwenen

jullie zijn verdwenen

zij/ze zijn verdwenen


voltooid verleden tijdpast perfect

ik was verdwenen

jij/je was verdwenen

hij/zij/het/u was verdwenen

wij/we waren verdwenen

jullie waren verdwenen

zij/ze waren verdwenen


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal verdwijnen

jij/je zult verdwijnen

hij/zij/het/u zal verdwijnen

wij/we zullen verdwijnen

jullie zullen verdwijnen

zij/ze zullen verdwijnen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal zijn verdwenen

jij/je zult zijn verdwenen

hij/zij/het/u zal zijn verdwenen

wij/we zullen zijn verdwenen

jullie zullen zijn verdwenen

zij/ze zullen zijn verdwenen


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou verdwijnen

jij/je zou verdwijnen

hij/zij/het/u zou verdwijnen

wij/we zouden verdwijnen

jullie zouden verdwijnen

zij/ze zouden verdwijnen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou zijn verdwenen

jij/je zou zijn verdwenen

hij/zij/het/u zou zijn verdwenen

wij/we zouden zijn verdwenen

jullie zouden zijn verdwenen

zij/ze zouden zijn verdwenen


gebiedende wijsimperative

jij/je verdwijn

hij/zij/het/u verdwijnt

wij/we laten we verdwijnen

jullie verdwijn



tegenwoordig deelwoord: verdwijnend

voltooid deelwoord: verdwenen