onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik vermoed
jij/je vermoedt
hij/zij/het/u vermoedt
wij/we vermoeden
jullie vermoeden
zij/ze vermoeden
onvoltooid verleden tijdpast
ik vermoedde
jij/je vermoedde
hij/zij/het/u vermoedde
wij/we vermoedden
jullie vermoedden
zij/ze vermoedden
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb vermoed
jij/je hebt vermoed
hij/zij/het/u heeft vermoed
wij/we hebben vermoed
jullie hebben vermoed
zij/ze hebben vermoed
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had vermoed
jij/je had vermoed
hij/zij/het/u had vermoed
wij/we hadden vermoed
jullie hadden vermoed
zij/ze hadden vermoed
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal vermoeden
jij/je zult vermoeden
hij/zij/het/u zal vermoeden
wij/we zullen vermoeden
jullie zullen vermoeden
zij/ze zullen vermoeden
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben vermoed
jij/je zult hebben vermoed
hij/zij/het/u zal hebben vermoed
wij/we zullen hebben vermoed
jullie zullen hebben vermoed
zij/ze zullen hebben vermoed
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou vermoeden
jij/je zou vermoeden
hij/zij/het/u zou vermoeden
wij/we zouden vermoeden
jullie zouden vermoeden
zij/ze zouden vermoeden
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben vermoed
jij/je zou hebben vermoed
hij/zij/het/u zou hebben vermoed
wij/we zouden hebben vermoed
jullie zouden hebben vermoed
zij/ze zouden hebben vermoed
gebiedende wijsimperative
jij/je vermoed
hij/zij/het/u vermoedt u
wij/we laten we vermoeden
jullie vermoed
tegenwoordig deelwoord: vermoedend
voltooid deelwoord: vermoed