Dutch Conjugations - VERVANGEN Hidden OG Image
  polytripper

  


vervangen
   
- to replace

strong (sterk) aux: hebben verving — vervangen



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
vervang
verving
heb vervangen
jij/je
vervangt
verving
hebt vervangen
hij/zij/het/u
vervangt
verving
heeft vervangen
wij/we
vervangen
vervingen
hebben vervangen
jullie
vervangen
vervingen
hebben vervangen
zij/ze
vervangen
vervingen
hebben vervangen

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had vervangen
zal vervangen
zal hebben vervangen
jij/je
had vervangen
zult vervangen
zult hebben vervangen
hij/zij/het/u
had vervangen
zal vervangen
zal hebben vervangen
wij/we
hadden vervangen
zullen vervangen
zullen hebben vervangen
jullie
hadden vervangen
zullen vervangen
zullen hebben vervangen
zij/ze
hadden vervangen
zullen vervangen
zullen hebben vervangen

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou vervangen
zou hebben vervangen
--
jij/je
zou vervangen
zou hebben vervangen
vervang
hij/zij/het/u
zou vervangen
zou hebben vervangen
vervangt
wij/we
zouden vervangen
zouden hebben vervangen
laten we vervangen
jullie
zouden vervangen
zouden hebben vervangen
vervang
zij/ze
zouden vervangen
zouden hebben vervangen
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik vervang

jij/je vervangt

hij/zij/het/u vervangt

wij/we vervangen

jullie vervangen

zij/ze vervangen


onvoltooid verleden tijdpast

ik verving

jij/je verving

hij/zij/het/u verving

wij/we vervingen

jullie vervingen

zij/ze vervingen


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb vervangen

jij/je hebt vervangen

hij/zij/het/u heeft vervangen

wij/we hebben vervangen

jullie hebben vervangen

zij/ze hebben vervangen


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had vervangen

jij/je had vervangen

hij/zij/het/u had vervangen

wij/we hadden vervangen

jullie hadden vervangen

zij/ze hadden vervangen


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal vervangen

jij/je zult vervangen

hij/zij/het/u zal vervangen

wij/we zullen vervangen

jullie zullen vervangen

zij/ze zullen vervangen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben vervangen

jij/je zult hebben vervangen

hij/zij/het/u zal hebben vervangen

wij/we zullen hebben vervangen

jullie zullen hebben vervangen

zij/ze zullen hebben vervangen


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou vervangen

jij/je zou vervangen

hij/zij/het/u zou vervangen

wij/we zouden vervangen

jullie zouden vervangen

zij/ze zouden vervangen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben vervangen

jij/je zou hebben vervangen

hij/zij/het/u zou hebben vervangen

wij/we zouden hebben vervangen

jullie zouden hebben vervangen

zij/ze zouden hebben vervangen


gebiedende wijsimperative

jij/je vervang

hij/zij/het/u vervangt

wij/we laten we vervangen

jullie vervang



tegenwoordig deelwoord: vervangend

voltooid deelwoord: vervangen