Dutch Conjugations - VORMEN Hidden OG Image
  polytripper

  


(zich) vormen
   
- to form/shape

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
vorm
vormde
heb gevormd
jij/je
vormt
vormde
hebt gevormd
hij/zij/het/u
vormt
vormde
heeft gevormd
wij/we
vormen
vormden
hebben gevormd
jullie
vormen
vormden
hebben gevormd
zij/ze
vormen
vormden
hebben gevormd

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had gevormd
zal vormen
zal hebben gevormd
jij/je
had gevormd
zult vormen
zult hebben gevormd
hij/zij/het/u
had gevormd
zal vormen
zal hebben gevormd
wij/we
hadden gevormd
zullen vormen
zullen hebben gevormd
jullie
hadden gevormd
zullen vormen
zullen hebben gevormd
zij/ze
hadden gevormd
zullen vormen
zullen hebben gevormd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou vormen
zou hebben gevormd
--
jij/je
zou vormen
zou hebben gevormd
vorm
hij/zij/het/u
zou vormen
zou hebben gevormd
vormt u
wij/we
zouden vormen
zouden hebben gevormd
laten we vormen
jullie
zouden vormen
zouden hebben gevormd
vorm
zij/ze
zouden vormen
zouden hebben gevormd
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik vorm

jij/je vormt

hij/zij/het/u vormt

wij/we vormen

jullie vormen

zij/ze vormen


onvoltooid verleden tijdpast

ik vormde

jij/je vormde

hij/zij/het/u vormde

wij/we vormden

jullie vormden

zij/ze vormden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb gevormd

jij/je hebt gevormd

hij/zij/het/u heeft gevormd

wij/we hebben gevormd

jullie hebben gevormd

zij/ze hebben gevormd


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had gevormd

jij/je had gevormd

hij/zij/het/u had gevormd

wij/we hadden gevormd

jullie hadden gevormd

zij/ze hadden gevormd


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal vormen

jij/je zult vormen

hij/zij/het/u zal vormen

wij/we zullen vormen

jullie zullen vormen

zij/ze zullen vormen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben gevormd

jij/je zult hebben gevormd

hij/zij/het/u zal hebben gevormd

wij/we zullen hebben gevormd

jullie zullen hebben gevormd

zij/ze zullen hebben gevormd


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou vormen

jij/je zou vormen

hij/zij/het/u zou vormen

wij/we zouden vormen

jullie zouden vormen

zij/ze zouden vormen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben gevormd

jij/je zou hebben gevormd

hij/zij/het/u zou hebben gevormd

wij/we zouden hebben gevormd

jullie zouden hebben gevormd

zij/ze zouden hebben gevormd


gebiedende wijsimperative

jij/je vorm

hij/zij/het/u vormt u

wij/we laten we vormen

jullie vorm



tegenwoordig deelwoord: vormend

voltooid deelwoord: gevormd