Dutch Conjugations - WEGGOOIEN Hidden OG Image
  polytripper

  


weggooien
   
- to throw away

weak (zwak) regular separable aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
gooi weg
gooide weg
heb weggegooid
jij/je
gooit weg
gooide weg
hebt weggegooid
hij/zij/het/u
gooit weg
gooide weg
heeft weggegooid
wij/we
gooien weg
gooiden weg
hebben weggegooid
jullie
gooien weg
gooiden weg
hebben weggegooid
zij/ze
gooien weg
gooiden weg
hebben weggegooid

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had weggegooid
zal weggooien
zal hebben weggegooid
jij/je
had weggegooid
zult weggooien
zult hebben weggegooid
hij/zij/het/u
had weggegooid
zal weggooien
zal hebben weggegooid
wij/we
hadden weggegooid
zullen weggooien
zullen hebben weggegooid
jullie
hadden weggegooid
zullen weggooien
zullen hebben weggegooid
zij/ze
hadden weggegooid
zullen weggooien
zullen hebben weggegooid

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou weggooien
zou hebben weggegooid
--
jij/je
zou weggooien
zou hebben weggegooid
gooi weg
hij/zij/het/u
zou weggooien
zou hebben weggegooid
gooit weg
wij/we
zouden weggooien
zouden hebben weggegooid
laten we weggooien
jullie
zouden weggooien
zouden hebben weggegooid
gooi weg
zij/ze
zouden weggooien
zouden hebben weggegooid
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik gooi weg

jij/je gooit weg

hij/zij/het/u gooit weg

wij/we gooien weg

jullie gooien weg

zij/ze gooien weg


onvoltooid verleden tijdpast

ik gooide weg

jij/je gooide weg

hij/zij/het/u gooide weg

wij/we gooiden weg

jullie gooiden weg

zij/ze gooiden weg


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb weggegooid

jij/je hebt weggegooid

hij/zij/het/u heeft weggegooid

wij/we hebben weggegooid

jullie hebben weggegooid

zij/ze hebben weggegooid


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had weggegooid

jij/je had weggegooid

hij/zij/het/u had weggegooid

wij/we hadden weggegooid

jullie hadden weggegooid

zij/ze hadden weggegooid


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal weggooien

jij/je zult weggooien

hij/zij/het/u zal weggooien

wij/we zullen weggooien

jullie zullen weggooien

zij/ze zullen weggooien


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben weggegooid

jij/je zult hebben weggegooid

hij/zij/het/u zal hebben weggegooid

wij/we zullen hebben weggegooid

jullie zullen hebben weggegooid

zij/ze zullen hebben weggegooid


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou weggooien

jij/je zou weggooien

hij/zij/het/u zou weggooien

wij/we zouden weggooien

jullie zouden weggooien

zij/ze zouden weggooien


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben weggegooid

jij/je zou hebben weggegooid

hij/zij/het/u zou hebben weggegooid

wij/we zouden hebben weggegooid

jullie zouden hebben weggegooid

zij/ze zouden hebben weggegooid


gebiedende wijsimperative

jij/je gooi weg

hij/zij/het/u gooit weg

wij/we laten we weggooien

jullie gooi weg



tegenwoordig deelwoord: weggooiend

voltooid deelwoord: weggegooid