Dutch Conjugations - ZINKEN Hidden OG Image
  polytripper

  


zinken
   
- to sink

strong (sterk) aux: zijn zonk — gezonken



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
zink
zonk
ben gezonken
jij/je
zinkt
zonk
bent gezonken
hij/zij/het/u
zinkt
zonk
is gezonken
wij/we
zinken
zonken
zijn gezonken
jullie
zinken
zonken
zijn gezonken
zij/ze
zinken
zonken
zijn gezonken

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
was gezonken
zal zinken
zal zijn gezonken
jij/je
was gezonken
zult zinken
zult zijn gezonken
hij/zij/het/u
was gezonken
zal zinken
zal zijn gezonken
wij/we
waren gezonken
zullen zinken
zullen zijn gezonken
jullie
waren gezonken
zullen zinken
zullen zijn gezonken
zij/ze
waren gezonken
zullen zinken
zullen zijn gezonken

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou zinken
zou zijn gezonken
--
jij/je
zou zinken
zou zijn gezonken
zink
hij/zij/het/u
zou zinken
zou zijn gezonken
zinkt
wij/we
zouden zinken
zouden zijn gezonken
laten we zinken
jullie
zouden zinken
zouden zijn gezonken
zink
zij/ze
zouden zinken
zouden zijn gezonken
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik zink

jij/je zinkt

hij/zij/het/u zinkt

wij/we zinken

jullie zinken

zij/ze zinken


onvoltooid verleden tijdpast

ik zonk

jij/je zonk

hij/zij/het/u zonk

wij/we zonken

jullie zonken

zij/ze zonken


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik ben gezonken

jij/je bent gezonken

hij/zij/het/u is gezonken

wij/we zijn gezonken

jullie zijn gezonken

zij/ze zijn gezonken


voltooid verleden tijdpast perfect

ik was gezonken

jij/je was gezonken

hij/zij/het/u was gezonken

wij/we waren gezonken

jullie waren gezonken

zij/ze waren gezonken


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal zinken

jij/je zult zinken

hij/zij/het/u zal zinken

wij/we zullen zinken

jullie zullen zinken

zij/ze zullen zinken


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal zijn gezonken

jij/je zult zijn gezonken

hij/zij/het/u zal zijn gezonken

wij/we zullen zijn gezonken

jullie zullen zijn gezonken

zij/ze zullen zijn gezonken


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou zinken

jij/je zou zinken

hij/zij/het/u zou zinken

wij/we zouden zinken

jullie zouden zinken

zij/ze zouden zinken


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou zijn gezonken

jij/je zou zijn gezonken

hij/zij/het/u zou zijn gezonken

wij/we zouden zijn gezonken

jullie zouden zijn gezonken

zij/ze zouden zijn gezonken


gebiedende wijsimperative

jij/je zink

hij/zij/het/u zinkt

wij/we laten we zinken

jullie zink



tegenwoordig deelwoord: zinkend

voltooid deelwoord: gezonken