Dutch Conjugations - ZWERVEN Hidden OG Image
  polytripper

  


zwerven
   
- to wander/roam

strong (sterk) aux: hebben zwierf — gezworven



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
zwerf
zwierf
heb gezworven
jij/je
zwerft
zwierf
hebt gezworven
hij/zij/het/u
zwerft
zwierf
heeft gezworven
wij/we
zwerven
zwierven
hebben gezworven
jullie
zwerven
zwierven
hebben gezworven
zij/ze
zwerven
zwierven
hebben gezworven

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had gezworven
zal zwerven
zal hebben gezworven
jij/je
had gezworven
zult zwerven
zult hebben gezworven
hij/zij/het/u
had gezworven
zal zwerven
zal hebben gezworven
wij/we
hadden gezworven
zullen zwerven
zullen hebben gezworven
jullie
hadden gezworven
zullen zwerven
zullen hebben gezworven
zij/ze
hadden gezworven
zullen zwerven
zullen hebben gezworven

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou zwerven
zou hebben gezworven
--
jij/je
zou zwerven
zou hebben gezworven
zwerf
hij/zij/het/u
zou zwerven
zou hebben gezworven
zwerft
wij/we
zouden zwerven
zouden hebben gezworven
laten we zwerven
jullie
zouden zwerven
zouden hebben gezworven
zwerf
zij/ze
zouden zwerven
zouden hebben gezworven
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik zwerf

jij/je zwerft

hij/zij/het/u zwerft

wij/we zwerven

jullie zwerven

zij/ze zwerven


onvoltooid verleden tijdpast

ik zwierf

jij/je zwierf

hij/zij/het/u zwierf

wij/we zwierven

jullie zwierven

zij/ze zwierven


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb gezworven

jij/je hebt gezworven

hij/zij/het/u heeft gezworven

wij/we hebben gezworven

jullie hebben gezworven

zij/ze hebben gezworven


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had gezworven

jij/je had gezworven

hij/zij/het/u had gezworven

wij/we hadden gezworven

jullie hadden gezworven

zij/ze hadden gezworven


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal zwerven

jij/je zult zwerven

hij/zij/het/u zal zwerven

wij/we zullen zwerven

jullie zullen zwerven

zij/ze zullen zwerven


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben gezworven

jij/je zult hebben gezworven

hij/zij/het/u zal hebben gezworven

wij/we zullen hebben gezworven

jullie zullen hebben gezworven

zij/ze zullen hebben gezworven


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou zwerven

jij/je zou zwerven

hij/zij/het/u zou zwerven

wij/we zouden zwerven

jullie zouden zwerven

zij/ze zouden zwerven


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben gezworven

jij/je zou hebben gezworven

hij/zij/het/u zou hebben gezworven

wij/we zouden hebben gezworven

jullie zouden hebben gezworven

zij/ze zouden hebben gezworven


gebiedende wijsimperative

jij/je zwerf

hij/zij/het/u zwerft

wij/we laten we zwerven

jullie zwerf



tegenwoordig deelwoord: zwervend

voltooid deelwoord: gezworven