Dutch Conjugations - ZWEVEN Hidden OG Image
  polytripper

  


zweven
   
- to float/hover

weak (zwak) regular aux: hebben



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
zweef
zweefde
heb gezweefd
jij/je
zweeft
zweefde
hebt gezweefd
hij/zij/het/u
zweeft
zweefde
heeft gezweefd
wij/we
zweven
zweefden
hebben gezweefd
jullie
zweven
zweefden
hebben gezweefd
zij/ze
zweven
zweefden
hebben gezweefd

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had gezweefd
zal zweven
zal hebben gezweefd
jij/je
had gezweefd
zult zweven
zult hebben gezweefd
hij/zij/het/u
had gezweefd
zal zweven
zal hebben gezweefd
wij/we
hadden gezweefd
zullen zweven
zullen hebben gezweefd
jullie
hadden gezweefd
zullen zweven
zullen hebben gezweefd
zij/ze
hadden gezweefd
zullen zweven
zullen hebben gezweefd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou zweven
zou hebben gezweefd
--
jij/je
zou zweven
zou hebben gezweefd
zweef
hij/zij/het/u
zou zweven
zou hebben gezweefd
zweeft u
wij/we
zouden zweven
zouden hebben gezweefd
laten we zweven
jullie
zouden zweven
zouden hebben gezweefd
zweef
zij/ze
zouden zweven
zouden hebben gezweefd
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik zweef

jij/je zweeft

hij/zij/het/u zweeft

wij/we zweven

jullie zweven

zij/ze zweven


onvoltooid verleden tijdpast

ik zweefde

jij/je zweefde

hij/zij/het/u zweefde

wij/we zweefden

jullie zweefden

zij/ze zweefden


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb gezweefd

jij/je hebt gezweefd

hij/zij/het/u heeft gezweefd

wij/we hebben gezweefd

jullie hebben gezweefd

zij/ze hebben gezweefd


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had gezweefd

jij/je had gezweefd

hij/zij/het/u had gezweefd

wij/we hadden gezweefd

jullie hadden gezweefd

zij/ze hadden gezweefd


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal zweven

jij/je zult zweven

hij/zij/het/u zal zweven

wij/we zullen zweven

jullie zullen zweven

zij/ze zullen zweven


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben gezweefd

jij/je zult hebben gezweefd

hij/zij/het/u zal hebben gezweefd

wij/we zullen hebben gezweefd

jullie zullen hebben gezweefd

zij/ze zullen hebben gezweefd


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou zweven

jij/je zou zweven

hij/zij/het/u zou zweven

wij/we zouden zweven

jullie zouden zweven

zij/ze zouden zweven


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben gezweefd

jij/je zou hebben gezweefd

hij/zij/het/u zou hebben gezweefd

wij/we zouden hebben gezweefd

jullie zouden hebben gezweefd

zij/ze zouden hebben gezweefd


gebiedende wijsimperative

jij/je zweef

hij/zij/het/u zweeft u

wij/we laten we zweven

jullie zweef



tegenwoordig deelwoord: zwevend

voltooid deelwoord: gezweefd